219
toelichting het bovenstaande is ontleend. Beide ontwerpen zijn ten gevolge
van Kabinetswisseling ingetrokken en niet weder ingediend.
Een adres van ingelanden van het waterschap «de Lauwerpolder»,
gelegen onder de gemeenten Uithuizen en Usquert, waarin op wijziging
van art. 41 wordt aangedrongen, heeft er toe geleid, dat het onderwerp
wederom ter hand is genomen, gelijk door den ambtsvoorganger van den
ondergeteekende is medegedeeld in de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Handelingen 1903—1904, bladz. 300).
Een onderzoek, waarbij gebleken is, dat de droogmakingen en bedijkin
gen van minderen omvang dan 500 H.A. vrij talrijk zijn, heeft tevens
opnieuw aangetoond, dat het inderdaad verkeerd is, alleen voor groote
werken van dien aard verband te leggen tusschen de kostbaarheid der
onderneming en den duur van den vrijdomstermijn. De kostbaarheid
eener droogmaking of bedijking is niet altijd afhankelijk van hare
meerdere of mindere uitgebreidheid. Integendeel vorderen kleine onder
nemingen dikwijls relatief meer kosten dan groote en er bestaat dus
geene reden om, zooals de wet thans doet, alleen voor deze laatste de ge
legenheid open te stellen tot verlenging van den gewonen termijn van
vrijdom.
Bovendien schuilt in de tegenwoordige regeling het gevaar, dat be
dijkingen ter wille van den vrijdom, doch tot nadeel van het algemeen
belang, tot boven 500 H.A. worden opgevoerd.
Het schijnt dus in meer dan één opzicht wenschelijk de bedoelde be
perking uit de wet te doen verdwijnen. Hiertoe strekt het hierbij aan
geboden ontwerp.
De Minister van Financiën
De Meester.
Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde.
Nieuwe Leden
J. H. R. H. P ij 1 s, adspirant-landmeter te Herten.
O. Eisenga, adspirant-landmeter te Groningen.
Berichte n.
Bij Kon. Besluit van 3 November 1905, No. 48 is benoemd, tot
ingenieur-verificateur van het kadaster, I. Boer Hzn., landmeter
van het kadaster te Utrecht.