n Opsporing der elementen van een cirkelboog onder toepassing van de methode der kleinste vierkanten. Aan dit vraagstuk ligt de volgende onderstelling tot grondslag. Een cirkelboog was op het terrein uitgezet met behulp van piketten. Na eenigen tijd zijn de meeste dezer verdwenen, terwijl van de oorspronkelijke uitzetting geen gegevens meer zijn te ver krijgen. Verlangd wordt nu, uit de nog aanwezige piketten de meest waarschijnlijke ligging van den cirkelboog vast te stellen. Wij kunnen ons het geval ook denken, dat ëemge punten van den vroeger uitgezetten cirkelboog aan onveranderde terreinvoorwerpen nauwkeurig zijn aangemeten en wij dus in staat zijn deze punten opnieuw op het terrein zichtbaar te maken; de vraag wordt dan, nieuwe punten tusschen de uitgezette in te schakelen, zoo, dat de nieuwe cirkelboog met den ouden zoo na mogelijk identiek is. De nog overgebleven of weer zichtbaar gemaakte punten worden daartoe aan eene meetlijn opgemeten; als bekend, is een drietal voldoende om den cirkel te bepalen. Zoo mogelijk nemen wij er echter meer in de meting op, om controle te verkrijgen en tegelijk het gewicht van het resultaat te vergrooten. De afstand van een willekeurig punt van den cirkelboog tot de meetlijn is uit te drukken als functie van: r, den straal van den cirkel; ym, de lengte van den grootsten afstand ordinaat tusschen cirkelboog en meet lijn en xm den afstand op de meetlijn van haar beginpunt, tot het voetpunt van de ordinaat jm. In fig. 1 is A D de meetlijn; RB ym; en A B - xm. Zij P nu een wil lekeurig punt, A C x, G P y, dan wordt: Fig. l.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 24