250
waarbij al die metingen juridisch niet de minste bewijskracht bezitten.
De voorstanders van een kadaster met bewijskracht willen nu, in navol
ging van hetgeen in andere landen geschiedt, dat men die vernieuwing
zoodanig doen"zal, dat haar resultaten bewijskracht zullen hebben. Daar
voor behoeft men alleen de zorgvuldige opmeting niet van alle grenzen
of schijnbare grenzen binnen eenzelfde eigendom, maar alleen van de
eigendomsgrenzen, en wel nadat deze door de belanghebbenden zullen zijn
vastgesteld.
Men wenscht dus voortaan de wettelijke regeling zoo te maken, dat
vóór de grenzen worden gemeten en vastgelegd, gelijk een ambtenaar van
bet kadaster het zoo kort en duidelijk uitdrukte, die grenzen eerst door
den eigenaar zelf worden vastgelegd. Wat gebeurt er op het oogenblik?
Men legt een grens vast, zonder te weten of zij wel de'eigendomsgrens is.
En men meet bovendien op zeer mimtieuse en tijd- en geldkostende
wijze gebruiksgrenzen binnen hetzelfde eigendom. Ik sta dan ook lijn
recht tegenover die bewering van de Memorie van Antwoord, dat de ver
nieuwing met bewijskracht evenveel zou kosten als de vernieuwing die
op dit oogenblik geschiedt. Het is precies andersom. Het kadaster met
bewijskracht zal aanmerkelijk veel minder kosten. Men heeft dan wat
de opmetingen voor de eigendommen betreft, zeer nauwkeurige opmetingen
te doen, maar wat daar binnen valt, dat nu even minutieus wordt op
gemeten en waarvoor nu dezelfde kosten worden gemaakt, kan voor
fiscale doeleinden heel wat globaler en heel wat minder kostbaar geschieden.
De kostbare metingen van deze grenzen hebben geen doel. De eigenaar
toch is vrij om de gebruikswijzen van zijn eigendom te veranderen, het
bouwland te veranderen in weiland en omgekeerd, en de grenzen geheel
anders te maken dan zij op de kaart staan aangegeven. Al het minutieuse
werk aan de opmeting van deze grenzen kon vervallen. Men behoude
die zorgvuldige opmeting voor de eigendomsgrenzen, maar laat die eerst
vaststellen door de belanghebbenden; voor het belastingkadastèr kan men
met veel globaler opmetingen volstaan. Ik kan mij dan ook niet ver
eenigen met hetgeen door het Departement van Financiën over die kadaster-
quaestie wordt gezegd, ik heb herhaaldelijk met verschillende deskundigen
over deze zaak gesproken en de literatuur er over nagegaan, en ik blijf
er bij, dat een kadaster met bewijskracht niet duurder, maar integendeel
goedkooper zou zijn dan de thans gevolgde wijze van kadastervernieuwing.
Maar die kjdaster-qaaestie, de quaestie van de organisatie van de hypotheek
kantoren, en de quaestie van de kantoren van bewaring van het kadaster,
dat zijn alle zaken die men niet zoo in eens kan vragen aan dezen Mi
nister, die toch al een zooveel omvattende taak heeft. Ik kan mij be
grijpen dat, wanneer men aan dezen Minister al dat werk ging opleggen,
er geen einde aan zou komen. Vandaar dat ik den Minister in overweging