251 geef, of het geen aanbeveling zou verdienen deze zaak te onderwerpen aan het oordeel van een commissie. Dat is, dunkt mij, juist een quaestie bij uitnemendheid geschikt om aan een commissie te worden opgedragen, die de Regeering kan voorlichten. Zulk een commissie zou daarbij zoowel de organisatie van de hypotheek kantoren en het kadaster, alsook de vraag omtrent de innerlijke waarde en do kosten van de invoering van een rechtsgeldig kadaster kunnen onderzoeken, en blijft de Minister bij zijn plan om niet zelf de herziening van de registratiewet op te nemen in zijn stel van belastingen, die her zien zullen worden, dan dunkt mij ook, dat aan deze commissie zou kunnen worden opgedragen tevens van advies te dienen over de zoo noodige her ziening van de registratiewet, waar de registratie zoo nauw, wel niet logisch maar toch historisch, met die andere zaken verbonden is, waarbij dan tevens zou kunnen worden aangeknoopt de wensch van den geachten afgevaardigde uit Gouda, den heer van Doorn, om te komen tot een wijziging van de wet van Pluvióse, die ook een aanhangsel is van onze zoo verouderde registratiewetgeving. Met den wensch, dat de Minister de instelling van zulk een commissie in ernstige overweging moge nemen, sluit ik de opmerkingen die ik mij veroorloofd heb te maken. De heer Pierson. Mijnheer de Voorzitter! Nu nog een woord over een geheel andere zaakeen woord namelijk van sympathie voor een denkbeeld dat door den heer Treub is geopperd, die een commissie zou willen benoemd zien ten einde te onderzoeken, wat aan onze registratie wetgeving kan worden verbeterd. Dit denkbeeld juich ik van ganscher harte toe. Ik ben het met den geachten afgevaardigde volkomen eens, dat die registratie-wetgeving zeer veel te wenschen overlaat. Waarom heb ik zelf een verbetering daarvan niet ter hand genomen? Ja, wat ik veer tien jaren geleden kon veranderen, heb ik veranderd. De mutatierechten zijn immers op het één derde gebracht, maar mijn ideaal is daarmede zeker niet bereikt. Ik vind het een goed denkbeeld een commissie voor dat doel te benoemen, want ik weet bij ervaring, dat de ambtenaren van de registratie met administratief werk overladen zijn. Wil zulk een arbeid goed verricht worden, dan behoort die volbracht te worden door personen die daaraan veel tijd kunnen geven. Knappe mannen moeten daartoe gekozen worden; hun worde opgedragen wetsontwerpen samen te stellen, die door den Minister bij de Staten-Generaal kunnen worden ingediend. Een andere uitspraak van den heer Treub kan ik niet beamon. De geachte afgevaardigde sprak de meening uit, dat, zoolang men geen rechts geldig kadaster heeft, de uitgaven, welke men zich voor de verbetering van het kadaster getroost, de graadmelingen daaronder begrepen, grooten- deels weggeworpen geld zijn. Mijn ervaring is precies het tegenover-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 259