257
is, dat de gemeenten niet veel gebruik hebben gemaakt van de gelegen
heid om het kadaster op rechtsgeldigen grondslag te vernieuwen, grooten-
deels op eigen kosten.
Bovendien dat de kosten van een vernieuwing van het kadaster in
Frankrijk zeer hoog moeten zijn, zal iedereen begrijpen, die maar even
denkt aan de bijzonder sterke parcelleering van den grond in dat Rijk,
die veel sterker is dan bij ons, en bij zoo sterke parcelleering van den
bodem moet natuurlijk de nauwkeurige opmeting na delimitatie van de
grenzen zeer kostbaar zijn. Nu is het cijfer van 40 a 45 millioen hier
herhaaldelijk genoemd van de zijde der registratie-ambtenaren, maar daar
staat tegenover, dat iemand van wien niemand zal ontkennen dat hij niet
is een uitnemend deskundige, op goede gronden is gekomen tot de con
clusie, dat die kosten niet meer zullen bedragen dan 12 millioen. Maar
laat ons aannemen dat de eene schatting te hoog en de andere te laag
is, dan kan de Minister toch niet aanloonen, datgene'waarop het eigenlijk
aankomt, dat het niet waar zou zijn, dat een vernieuwing van het kadaster
met delimitatie van de grenzen niet duurder kan zijn dan de vernieuwing
die op het oogenblik plaats heeft, na minutieuse opneming ook van die
grenzen, die geen eigendomsgrenzen zijn.
Het is duidelijk, dat, wanneer het werk vereenvoudigd wordt, de kosten
ook lager zullen zijn. Nu heeft de Minister gezegd, dat de kosten hierop
zouden neerkomen, dat het, over 25 jaren verdeeld, komt op 2millioen
per jaar, aangenomen dat het cijfer van 40 millioen juist is. Zijn Excel
lentie voegde hieraan toe, dat het op het oogenblik per jaar veel minder kost
Dat is heel eenvoudig. In de eerste plaats hangt dat cijfer van 40
millioen, de Minister houde mij dit ten goede, geheel in de lucht. En
bovendien, waarom is het nu zooveel goedkooper? Omdat op de wijze
waarop men op dit oogenblik de vernieuwing verricht, men over 25jaar
nog lang niet gereed zal zijn, misschien eerst over 70 jaren. En dan
moeten dus de kosten worden omgeslagen over 70 jaren, waardoor het
natuurlijk per jaar veel goedkooper wordt.
Ten slotte een speciaal punt betreffende de quaestie van de benoem
baarheid van landmeters tot bewaarders van het kadaster. Ik geef den
Minister toe, dat ook dit punt in het Voorloopig Verslag was gereleveerd
en dat daarop dus de passus in de Memorie van Antwoord kon terug
slaan. Maar die leden, die in de afdeelingen op deze zaak hebben ge
wezen, zullen, dunkt mij, door het mondeling en schriftelijk antwoord
van den Minister weinig bevredigd zijn. Want het moge waar zijn dat
er een oud Koninklijk besluit bestaat, dat ook landmeters kunnen worden
benoemd tot bewaarders van de hypotheken en van het kadaster, het
moge ook waar zijn dat er drie exceptioneele gevallen zijn geweest waarin
landmeters zijn benoemd, maar in de practijk is het overigens nooit anders