266 staten, waarin waren vermeld de redenen welke er toe hadden geleid, dat in 1903 voor sommige reizen naar Breda minder verblijfkosten in rekening waren gebracht, dan waarop volgens de tijdstippen van vertrek uit en terugkomst te 's Hertogenbosch aanspraak scheen te bestaan, waarom door den controleur ook in vroeger jaren geene rekening was gehouden met den tijd, besteed aan het bezoeken van uit Breda van tot de controle Breda behoorende gemeenten, waarvoor dus het abonnement gold. Uit het antwoord van den Minister en een daarbij overgelegd schrijven van den belanghebbende bleek, dat het niet altijd mogelijk was voor het bezoeken van de verschillende gemeenten van de openbare middelen van vervoer gebruik te maken en deze althans van geen nut waren voor het vervoer binnen de gemeenten, voor den velddienst, welke den contro leur tot de hoogste uitgaven verplichtte. De uitgaven wegens reis- en verblijfkosten binnen de controle Breda hadden dan ook in de beide laatste jaren bedragen respectievelijk f607,17 en f 603,17, dus meer dan het abonnement ad f 600, zoodat er geene reden bestond dit te verminderen. Het lag intusschen in de bedoeling van den Minister de aan de controles van het kadaster verbonden ver goedingen voor reis- en verblijfkosten aan eene algeheele herziening te onderwerpen. Dit diende echter te wachten tot na afloop van de herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen, daar het voornemen bestond tegen dien tijd de controles eenigszins uit te breiden en in ver band daarmede de indeeling van de overige controles en de daaraan ver bonden abonnementen opnieuw te regelen- Dat eerst aanvangende met 1903 bij het declareeren van verblijfkosten voor reizen 's HertogenboschBreda en terug rekening was gehouden met den tijd gedurende die reizen besteed aan het bezoeken van tot de controle Breda behoorende gemeenten was het gevolg van een schrijven van den Minister. Vroeger waren de verblijfkosten te hoog gedeclareerd, maar als aequi- valent waren niet in rekening gebracht kosten van reizen naar Breda tot het verrichten van bureauwerk. De Algemeene Rekenkamer heeft in dat antwoord berust, al was zij wel eenigszins verwonderd over den van Mei 1899 tot ultimo December 1902 bestaan hebbenden toestand, dat door een ambtenaar te veel ver blijfkosten werden gedeclareerd en hij daartegenover zonder eenige con trole een aequivalent stelde. Vergoeding van reis- en verblijfkosten van landmetersenz. van het kadaster. Nadat bijna anderhalf jaar was verloopen, sinds door de landmeters en adspirant-landmeters van het kadaster, krachtens de met, 1 April 1903

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 274