28
en verder van gronden, zonder titel bezeten en door Inlanders ontgonnen
of bebouwd.
Ik stel mij voor in dit artikel hoofdzakelijk het kadaster te beschouwen
in zijne beteekeais van eigendomskadaster, d. i. in verband met de rechts
zekerheid, die het moet verleenen aan eigendomsrechten op den bodem in
verband met het vigeerend stelsel van openbaarheid, als basis van het
verkeer van zakelijke rechten. Daartoe zijn bij Stb. 1880 no. 147 vast
gesteld de «Regelen tot gebruikmaking van de uitkomsten van de kadastrale
metingen in gerechtelijke akten» (d. i. van vestiging en transport van
zakelijke rechten en hypotheek). Wij zullen onderzoeken in hoeverre
die regeling een gevolg van de organisatie van het kadaster, waarvan
de grondslag werd gelegd in het jaar 1873 doel heeft getroffen en op
te merken valt als eene verbetering van de voorafgaande, en trachten
uiteen te zetten de redenen, die oorzaak zijn dat de oude regeling is blijven
bestaan naast de nieuwe, welke bestemd was de oude te vervangen.
Tot goed begrip echter van hetgeen volgen gaat vang ik aan met een
kort overzicht te geven van de fouten en gebreken, waarop deskundigen
wijzen in de inrichting van het kadaster in Nederland, waarvan ons nieuw
kadaster in Indië een navolging is.
In het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkundejaargang XIII blz.
107 schetst de heer I. Boer Hz. de opkomst en het zijn van liet kadaster
in Nederland in het kort als volgt:
«Ons kadaster stamt uit den Franschen tijd. In het begin dezer eeuw
was het vóór alles te doen om de belastbare opbrengst van alle eigen
dommen in het geheele rijk te kennen, met het doel eindelijk te komen
tot een beteren omslag der grondbelasting. Van daar dat nauwkeurigheid
en de belangen van den grondeigendom werden opgeofferd aan haastigen
spoed, om toch maar gereed te komen. Eene vaststelling der eigendoms-
grenzen ging niet aan de meting vooraf. De landmeter mat met gelijke
nauwkeurigheid (of onnauwkeurigheid) alle scheidingen en afsluitingen
op, die hij op het terrein vond, onverschillig of zij vermoedelijke eigen-
domsgrenzen waren of slechts dienden tot afscheiding der perceelen van.
een zelfden eigenaar.
«De redenen, die vroeger drongen tot overhaasting, bestaan thans niet
meer; de omslag der grondbelasting heeft geregeld en zonder bezwaar
plaats naar de gegevens van het kadaster.
«Niettemin, en hoewel bij de invoering van het burgerlijk wetboek ten
behoeve van de boekhouding op den grondeigendom, eischen aan het
kadaster werden gesteld, waarop bij de opmaking niet kon worden gerekend,
heeft de oude wijze van werken zich bij de vernieuwing staande gehouden.
De hermeting van gemeenten er staan reeds een 200 a 300-tal op
de lijst heeft wel met grooter technische nauwkeurigheid en veel