38 27 of in Stb. 1873 no. 38. Op allen anderen grond kunnen alleen Inlanders erkende bezitsrechten uitoefenen. Europeanen en vreemde Oosterlingen noemt men als zoodanig geen bezitters maar occupanten. Alhoewel aan denzelfden persoon toebehoorende, worden de perceelen nog onderverdeeld door de vaste of natuurlijke scheidingen, die ze doorsnijden, of naar den verschillenden cultuurtoestand. Wat onder vaste of natuur lijke scheidingen valt te verstaan; of dit zijn muren, slooten en levende heggen, dan wel of de zoo gemakkelijk te verplaatsen bamboepaggers daaronder ressorteeren, is in het midden gelaten Verder is niet be paald, wat door «cultuurtoestand» wordt verstaan, noch welke cultuur onderscheidingen zijn te maken. In het algemeen heeft men, evenals in Nederland, het zich weinig druk gemaakt over de bezits- of eigendomsgrenzen, waar deze niet samenvielen of afweken van de zichtbare afscheidingen of afsluitingen; en zich niet afgevraagd, of de opgemeten heggen of paggers en slooten geplaatst oi gegraven konden zijn met een ander doel, dan om een eigendomsgrens zichtbaar te maken. Het is verboden geworden onzichtbare scheidingen, die aangewezen zijn doch niet verzekerd of afgepaald waren, op de kadastrale kaart te brengen; en ook thans nog, waar hier en daar in enkele gevallen op de kadastrale plans stippellijnen als voorstellingen van onzicht bare maar bekende en erkende perceelsscheidingen voorkomen, vallen die als even zoovele overtredingen van een stellig gebod aan te merken. Art. 20 besluit met den zin: «Woningen van bamboe opgetrokken worden niet op de kaart gebracht,» en hieruit valt af te leiden, dat huizen van steen of hout wel worden opgemeten en in kaart gebracht. Dit heeft dan ook plaats gehad, maar aangezien huizen te vinden zijn, die deels van steen en deels van bamboe zijn gebouwd en geen bepaalde huurwaarde of andere waarde als limiet is gegeven, is de opmeting dier huizen van den meerderen ijver van de landmeters afhankelijk geweest en daar het aan ijver 'in den regel niet heeft ontbroken, zijn de plans belast met duizenden bij duizenden huizen van weinig permanent be staan, hetgeen allerverderfelijkst op de goede bijhouding terug werkt. Ik kan ten aanzien van het kadaster in N. I. de woorden van den heer Boer Hz. tot de mijne maken, waar hij de samenstelling van het kadaster in Nederland schetst: «Men kwam er toe eenvoudig zooveel perceelen te vormen, als maar mogelijk was, door behalve den plattegrond der ge bouwen alles op te meten, wat maar vooreen perceelgrens kon doorgaan Bij de artt. 29 en 30 is geregeld het nommeren van bovenbedoelde perceelen, waarbij is bepaald, dat zij secties-gewijze genommerd zullen worden, aanvangende met nommer 1, en dat het gebruik van bisnommers verboden is. Verdere toelichting, omtrent het vormen van perceelen, vindt men in art. 56. «Bij het bestaan van verschil over de grens tusschen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 40