42 de grenzen der dessa's door een paarse kleur zullen worden aangeduid. Overigens zijn vele bepalingen vervat in de Algemeene Voorschriften, bijna onveranderd overgenomen. De wijzigingen, uitgezonderd die in art. 13 betreffende den aanleg van het aanwijzend tableau, zijn van onder geschikt belang. Art. 13 regelt wat in verband met het doel, dat met deze metingen wordt beoogd, perceelen, hier blokken genoemd, zullen zijn en luidt: »als afzonderlijke blokken worden opgemeten zoodanige gedeelten van het terrein, die door vaste natuurlijke grenzen, als: wegen, rivieren, kleine waterleidingen, slooten, heggen enz. zijn afgescheiden of die een ver schillenden cultuurtoestand hebben." «De grenzen der individueel bezeten gronden worden alleen dan opge meten, wanneer op den grond een zakelijk recht gevestigd is, hetzij op de wijze bepaald in Stbl. 1834 no. 27, hetzij op die bepaald in Stbl. 1872 no. 117.'' De omschrijving van hetgeen onder kadastraal perceel valt te verstaan is bier .ollediger; het onderwerp meer gedetermineerd dan in art. 20 der Algemeene Voorschriften. Er blijkt, wat onder vaste of natuurlijke schei dingen wordt verstaan, er is bepaald, dat met het bezit alleen zal rekening gehouden worden, voor zoover dit bezit door een titel bevestigd wordt. Welke cultuuronderscheidingen zijn te maken blijkt verder uit de formulieren 3a en 3b, vastgesteld bij besluit van 30 April 1883 no. 30. Art. 52 zegt: «de metingen, thans door de gouvernementslandmeters verricht, volgens de Instructie in Stbl. 1837 no. 3 en 1863 no. 158 worden; zoodra zij aan de ambtenaren van het kadaster zijn opgedragen, met dezelfde nauwkeurigheiden volgens dezelfde methode verricht,als de overige metingen voor den kadastralen dienst. Zij worden aan ten minste drie vaste punten zoodanig verbonden, dat bij latere kadastreering van het omliggende terrein deze punten slechts behoeven te worden aangemeten, om het geheel in het nieuwe kadaster te kunnen opnemen." Bij gouv. besluit van 30 April 1883 no. 30 werden vastgesteld de Voorschriften tot bijhouding van de kadastrale metingen bedoeld bij II no. 2 van art. 1 van het besluit van 10 Mei 1879 no. 4 (Stbl. no. 164.) Hierin wordt in de eerste plaats geregeld de wijze, waarop verschillende grondveranderingen ter kennis zullen worden gebracht van den landmeter. Art. 10 zegt verder: »van perceelen, waarop zakelijke rechten ge vestigd zijn, geschiedt de samenstelling der kadastrale boekhouding en de bij houding van het kadaster in overeenstemming met de instructie van de bewaarders van het kadaster, met dien verstande evenwel, dat het aanwijzend tableau wordt aangelegd volgens het bij art. 36 van het bij besluit van 1 Augustus '1897 no. 7 vasgesteld model." Dit aanwijzend tableau verschilt eenigszins van dat bedoeld bij de Algemeene Voorschriften. Het moet worden bijgehouden en is geen bloot overgangsregister.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 44