48 Onder die nuttige regelingen neemt de samenstelling van de z. g. «ver wijzingsplans» eene eerste plaats in. Hieronder worden verstaan kopieën van de minuulplans, waarop men de grenzen der eigendommen en verdere zakelijke rechten volgens de daarvan bestaande meetbrieven in rooden inkt heeft uitgezet en waarbinnen men het verpondingsnommer, mede in rooden inkt, heeft aangeteekend. De ligging der verpondingsperceelen is daardoor bepaald; de afwijkingen tusschen eigendomsgrenzen en de zichtbare afsluitingen, door het kadaster opgemeten, blijken in één oog opslag. Het valt te betreuren, dat voor de opmaking en de bijhouding van deze zoo onmisbare kaarten geen algemeene voorschriften zijn gegeven. Zij zijn thans verschillend opgemaakt aan eenzelfde bureau voor verschil lende kadastrale afdeelingen en zelf& toot de verschillende sectiën een er zelfde afdeeling. Hier en daar bestaan zij niet, of wordt de bijhouding nagelaten. Als goede onderhandsche maatregelen vallen mede op te merken de vermelding van het verpondingsnommer in het hoofdregister en de voort zetting en bijhouding van het verwijzingsregister. Men heeft zooveel mogelijk de oude meetbrieven opgeruimd, door, zich beroepende op het bepaalde bij art. 12 van de instructie van de gouv. landmeters, bij overgang de perceelen te hèrmeten en nieuwe meetbrieven op te maken en af te geven, waarbij het kadastrale plan werd herzien en eene algeheele overeenstemming werd verkregen tusschen het plan en den meetbrief en waarbij het perceel terecht kan worden aangeduid door het aangehaalde kadastrale nommer. Bij die hermetingen werden in twijfel achtige gevallen de naaste buren gehoord en had dikwerf delimitatie plaats, zij het niet voor eene commissie, dan toch ten overstaan van den landmeter. Wie nu van meening mocht wezen, dat bij eene algemeene en ijverige toepassing van dezen maatregel, te eeniger tijd het oogenblik zal aan breken, waarop de grenzen van het kadastrale plan volkomen overeenstem mend zullen zijn met de bekende en erkende eigendomsscheidingen, ziet over het hoofd, dat bij verbouwing, bij verplaatsing van paggers en vergraving van slooten, de nieuwe gebruiksgrenzen in de plaats gesteld worden en de verkregen eigendomsgrenzen verdwijnen, aangezien onzicht bare scheidingen op het plan niet toegelaten worden. Dit is correct volgens het grondbeginsel, waarbij het plan moet geven een juist beeld van het terrein en van de daarop voorkomende zichtbare scheidingen en afsluitingen. Wanneer men daarbij zegt, dat het plan moet dienen tot verzekering van dc rechtszekerheid op den bodem, gaat men uit van de onderstelling, dat de zichtbare afscheiding of de aanduiding van eigen domsgrenzen verplichtend is. Doch geen enkele bepaling maakt zulks tot een plicht. Ingevolge Stbl. 1882 no. 311, gewijzigd bij Stbl. 1893 no. 16, zijn in ampli-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 50