58 In zooverre hebben beide heeren zich van de hun opgedragen taak reeds gekweten, dat de sub-commissie het meest belangrijke deel van het ontworpen voorstel in November van het afgeloopen jaar in behandeling heeft kunnen nemeneene behandeling, die tot wijziging op verschillende punten heeft geleid. Zooals hieruit blijkt, zal het waarschijnlijk nog geruimen tijd duren eer de commissie in staat is, hare denkbeelden in den vorm van een wetsontwerp aan het Landbouw-Comité aan te bieden en ligt het indienen-van een wetsvoorstel door de regeering, gesteld deze gevoelt voor het denkbeeld van wettelijke regeling op het stuk van ruilverkaveling sympathie, zeker in een nog ver verschiet. Hoe dit zij, nu het onderwerp der ruilverkaveling vanwege het Nederlandsch Landbouw-Comité in ernstige studie is genomen en het zich laat voorzien, dat de resultaten van deze studie binnen korteren of langeren tijd het licht zullen zien, schijnt ons het oogen- blik gekomen voor eenige beschouwingen over dit belangrijk onder werp, dat velen in den lande, zoo al niet geheel onbekend, dan toch tamelijk vreemd zal zijn. Een van de weinigen, die zich ver dienstelijk hebben gemaakt, met aan ons publiek in dezen voorlichting te verschaffen, is de heer I. Boer Hzn., de bekende landmeter van het kadaster te Utrecht. Zijne denkbeelden omtrent de in voeling hier te lande van wat hij noemde „landverleggingmaar wat zeker beter met den naam „ruilverkaveling" wordt aangeduid, heeft deze deskundige o. a. uiteengezet in de vergadering van de juridische sectie van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap v. K. en W. van 9 Juni 1902 en later in eene vergadering van de „Notarieele Ver- eeniging", op 18 October 1902 te Amsterdam gehouden. Van beide vergaderingen hebben wij indertijd verslag gegeven. (l) De „ruilverkaveling" is van Duitschen oorsprong; in de meeste Staten van het Duitsche Rijk is zij sinds lang geregeld. Toch is het moeilijk om van het instituut, zooals het bij onze oostelijke naburen bestaat, eene algemeene begripsbepaling te geven; de onderscheidene regelingen loopen, in verband met de eigenaardige rechtsverhoudingen en bodemtoestanden in iederen Staat, vrij verre uiteen. Zelfs ten aanzien van de benaming bestaat geen eenheid. Terwijl in het algemeen van „Zusammenlegung der Grundstücke Zie N. R. Ct. 2e BI. A. van 10 Juni 1902 en 2e BI. van 19 October 1902.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 60