66 Dan gaat men uitmaken, of tot ruilverkaveling inderdaad zal worden overgegaan. De wet wil slechts dan den maatregel hebben doorgevoerd, wanneer dit wordt goedgevonden door een zeker deel van alle eigenaars ten minste 3/s, zoo er in het geheel minder dan 20 zijn, en anders de meerderheid wier gronden meer dan de helft van het geheele gebied beslaan en niet in oppervlakte alleen maar in qualiteit ook de andere gronden overtreffen, blijkens het feit, dat zij meer dan de helft van het totaal der grondbelasting dragen. Derhalve wordt ter vergadering nagegaan of deze wettelijke voorwaarde om tegen de minderheid dwang te kunnen toepassen, in het gegeven geval aanwezig is. De ter vergadering niet aanwezige eigenaars worden als voorstemmers aangemerktuit hetgeen omtrent de oproeping is medegedeeld, zal men dit reeds hebben opgemerkt. Vervolgens wordt van gedachten gewisseld en, zoo noodig, bij meerderheid van stemmen beslist over hoofdpunten van de onder neming: op welke wijze in het onderhoud van de aan te leggen wegen, inrichtingen voor gemeenschappelijke doeleinden enz. zal worden voorzien; ook hoe de kosten voor onteigening, voor den aanleg van werken enz., zullen worden gedragen. Daarna wordt de vraag beantwoord, of de uitvoering van de onderneming zal worden opgedragen aan eene plaatselijke commissie „Flurbereinigungs-Ausschusz" of aan een geëxamineerden landmeter alleen. Dit laatste is met toestemming van den Commissaris mogelijk waar het ruilverkavelingen betreft, eenvoudig van aard of klein van omvang regeling van veldwegen bijv. De landmeter wordt dan door de Centrale Commissie benoemd. Eene plaatse lijke commissie bestaat uit ten minste twee, door de belanghebbenden te benoemen, landbouwersuit een commissaris en een landmeter, beiden door de Centrale Commissie aan te wijzen. Den landmeter kan ook de functie van commissaris worden opgedragen. De be noeming van twee of meer leden van de plaatselijke commissie en van hunne plaatsvervangers geschiedt ter vergadering; de wet behelst het nuttige voorschrift, dat de aanwijzing van één lid en van zijn plaatsvervanger toekomt aan de minderheid van eigenaars, die zich tegen de ruilverkaveling had verklaard. De ondervinding leert, dat dikwijls deze minderheidsman in den loop van de werk zaamheden tot vriend der onderneming wordt bekeerd. Eindelijk werkt men ter vergadering mede tot de samenstelling van een college van scheidsrechters, dat einduitspraken zal hebben

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 68