4
den ingenieur-verificateur van het kadaster d.d. 2 September '182S
N°. 159, aangesteld als élève bij het kadaster, onder de leiding
van den landmeter der lc klasse W. J. van Gampen; in gemelde
hoedanigheid bleef ik werkzaam tot 23 Juni 1829.
„In dat tijdvak was ik mede behulpzaam aan de triangulatie van,
en aan de berekening van het canevas over de gemeenten Oude-
ivater, Groot- en Klein HekendorpLangeruic/e en Papekop.
„Na afloop van dit werk werd ik belast met de opmeting van
Papekop, volgens de voorschriften omschreven in de methodieke
verzameling (Fransch stelsel) en daaraan toegevoegde bijlagen van
de directe belastingen.
„De U genoemde gemeenten, waaraan gemelde van Gampen en
de landmeter 2e klasse F. A. Jagerink bereids voor mijne komst
en de latere komst van den élève, den heer Steinmetz, hadden
gearbeid, waren spoedig opgemeten en in minuut gebracht, daar
het destijds algemeen regel was. met het krieken van den dag te
velde te trekken, en tot duister voort te werken.
„In de maand Januari 1829 vertrokken wij van Oudewater naar
Moordrecht, als zijnde van Gampen belast met de opmeting dei-
gemeenten Krimpen aan de Lek en Krimpen aan den IJssel, welke
laatste gemeente aan mij werd toegewezeneen gemeente met veel
water en wijde slooten, doch daar het ijs sterk en het dagelijks
goed vriezend weer was, was die gemeente door mij vóór einde
Maart opgemeten en tegen het laatst van Mei in minuut gekaarteerd.
„Omstreeks 1 Juni 1829 togen wij van Moordrecht naar het aan
van Gampen ter opmeting opgedragen dorp Barendrecht; die ge
meente was verdeeld in Oost- en West-Barendrechtwelk laatste
deel mij ter opmeting werd gegeven.
„Den 23 Juni 1829 werd ik benoemd, op voordracht van den
ingenieur-verificateur J. H. Kips, tot landmeter der 2e klasse.
(Aanstelling van wege Z. M. den Koning van dien datum en eeds
aflegging voor den heer Gouverneur der provincie Zuid-Holland.)
„Na beëindiging der opmeting van Oost- en West-Barendrecht ging
ik met mijn leermeester van Gampen en diens gezinnaar Overschie-,
wij ontvingen daar de opdracht van de gemeenten Bhoon en Pendrecht,
in het Overmaassche gelegen.
„Van Gampen had verwacht de opmeting van Overschie te
moeten doen wat zoo wat was toegezegd en was daarom
derwaarts vertrokken; deze tegenslag was oorzaak dat wij met ons