71 de plaatselijke commissiën bedraagt de gemiddelde meerwaarde van de verkavelde gronden ongeveer 300 mark per hectare. De com mentator vermeldt dan de uitspraak „dasz das Institut der Flur- bereinigung sich im Lande groszer Popularitat erfreue." Maken nu de Nederlandsche toestanden soortgelijke wetgeving als wij hebben besproken, wenschelijk? zou onze Grondwet aan de gewenschte regeling ook belemmerend in den weg staan? en zoo neen, op welke wijze ware dan de maatregel aan ons staats- en administratief recht aan te passen? Wij durven de eerste vraag niet volmondig in bevestigenden zin te beantwoorden, omdat het ons niet mogelijk is van die toe standen, zooals zij op dit oogenblik zijn, een algemeen beeld te ontwerpen. Hier zal de commissie „Ontginning" het noodige licht hebben te ontsteken. Zij wenscht voor Nederland wettelijke regeling op het stuk van ruilverkaveling; welnu zij zal haar wensch met deugdelijke gronden hebben te staven. Wij twijfelen trouwens niet, of zij zal dit kunnen ook, het door haar weinige jaren ge leden over het geheele land door middel van vragenlijsten ingesteld onderzoek naar ligging en indeeling van de voor het landbouw bedrijf gebezigde landerijen zai haar daartoe in staat stellen. In afwachting dus van de bewijzen, die later de commissie zal bij brengen, neigen wij intusschen sterk naar eene bevestigende be antwoording van de bovenbedoelde vraag. Zooveel althans staat bij ons vast, dat er in verschillende deelen van het land toestanden bestaan, die, zoo zij bij onze oostelijke naburen werden gevonden, tot toepassing van ruilverkaveling zeker aanleiding zouden geven. Reeds in 1890 constateerde de Landbouwcommissie (x) in de uitkomsten van het door haar ingesteld onderzoek naar den toe stand van den landbouw in Nederland (2), dat in het meerendeel der verslagen ingekomen uit de 95 type-gemeenten, die de commissie had aangewezen de toestand ten aanzien van ligging en indeeling der landerijen ongunstig werd genoemd. „In de meeste gemeenten is een grooter of kleiner deel der landerijen slecht ver deeld, nadeelig gelegen, versnipperd of van ongewenschten vorm." Verschillende oorzaken, meent de commissie, hebben tot het O) Benoemd bij Koninklijk besluit van 18 September 1886, N°. 28. (2) Vierde deel, blz. 4.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1905 | | pagina 73