86
tijd was, toen hare woorden schadeloosstelling in grond alleszins
toelieten. Verder heeft het woord „betalen" als rechtsterm de
beteekenis niet alleen van: betalen in geld, maar evenzeer van:
betalen in goed. Uit bijna elk artikel van de eerste afdeeling Van
betaling" van titel IV, Boek III van het Burgerlijk Wetboek kan
men dit zien. In art. 1420, eerste en tweede lid, leest men bijv.:
„Men moet eigenaar zijn „van de zaak die in betaling gegeven
wordt" enz. „Niettemin kan de voldoening van eene geldsom" enz.
Uit een vergelijking tusschen „genoten" in het eerste lid van
art. 151 der Grondwet en „betaald" in het derde woorden, die
voor de Grondwet synoniemen zijn blijkt, dat aan do ruime
beteekenis van „betalen" ook hier is gedacht. Eindelijk neemt de
practijk aan en schijnt niemand te betwijfelen, dat de Grondwet,
hoewel in het derde-lid van art. 151 van „betaald" wordt gesproken,
toch schadeloosstelling toelaat in werken wegen bijv. door
de onteigende partij tot herstel van de toegebrachte schade aan
te leggen. Welnu, wat is schadeloosstelling in door de onteigende
partij tot herstel van de toegebrachte schade aangewezen gron den,
goed beschouwd, anders dan schadeloosstelling in door die partij
aan te leggen werken? Overigens doet dit alles niet te kort aan
de kwestie, waarop het voor den onteigende aankomt en die aan
het oordeel van den rechter onderworpen zal zijn, of de waarde
van de aangewezen gronden wel opweegt tegen die van de ont
eigende landerijen en of niet aanvulling in geld wellicht ook,
zoo er overwaarde is, terugbetaling in geld, noodig moet worden
geacht,
Wij komen dus tot de conclusie, dat onze Grondwet, meer in
het bijzonder artikel 151, aan wettelijke regeling van ruilverkaveling
hier te lande niet belemmerend in den weg staat. Wij stellen ons
die regeling zoo voor, dat zij zal zijn, wat de minister van water
staat noemde eene afzonderlijke en opzettelijke en dat daarbij de
kwestie van onteigening nauwkeurig zal worden bekeken. Niet
alleen zal de geheele ruilverkavelings-procedure op voorbereiding
tot mogelijke onteigening moeten zijn aangelegd, maar de onteige
ning ten behoeve van ruilverkaveling zelve zal omstandig moeten
worden geregeld. Het voorbeeld bij de Woningwet gegeven, zal
moeten worden gevolgd; bij de wet op de ruilverkaveling zal aan
de Onteigeningswet een nieuwe titel: „Over onteigening in het