100
alleen voor velerlei directe en indirecte belangen van den Staat,
maar ook, en niet minder voor die van particulieren, in gewicht
zeer zeker overtreffende de belangen betrokken bij de registratie
wetgeving^
dat voorlichting omtrent belangrijke vraagpunten als: behoort
bewijskracht aan het te vernieuwen kadaster te worden toegekend;
welke zijn de voordeel en en de bezwaren van de splitsing in een
eigendoms- en een belastingkadaster; hoe behoort het kadaster te
worden ingericht opdat het met de minste kosten op de eenvoudigste
wijze kan voorzien in alle eischen die er aan gesteld moeten wor
den; enz., het beste kan worden verwacht van hen die met dezen
tak van dienst in vollen omvang vertrouwd zijn;
dat eveneens een oordeel omtrent herziening der registratie
wetgeving behoort te worden toevertrouwd aan personen die met
hare werking volkomen bekend zijn;
dat meer dan gewone kennis van registratie en van het kadaster,
hoogst zelden in dezelfde personen is vereenigd;
dat het daarom zeer bedenkelijk schijnt aan een commissie inge
steld voor de herziening der registratie-wetgeving, tevens op te
dragen het onderzoek naar de hervorming van het kadaster;
dat die herziening en die hervorming met elkaar in geen of
hoogstens in verwijderd verband staan.
Redenen waarom genoemd bestuur meent Uwer Excellentie met
alle beleefdheid in overweging te moeten geven, om de instelling
eener afzonderlijke commissie voor het kadaster, althans van een
tweeledige commissie, waarvan elke afdeeling met een zelfstandige
taak, te willen bevorderen.
't welk doende enz.
Wijziging van art. 41 der wet van 26 Mei 1870 (St. BI.
No. 82) tot regeling der grondbelasting.
Arnhem,
Gorinchem.
Maart 1906.
Namens het Bestuur voornoemd,
I. Boer Hzn., Voorzitter.
de Vries, Secretaris.
Metnorie van Antwoord, (aan de Tweede Kamer.)
Het was den ondergeteekende aangenaam, uit het Voorloopig Verslag