107
heb gebruikt het woord: «toegekende» en wel in den vijfden regel, wat
moet zijn «verlengde», welke verandering ik thans voorstel.
In het voorstel van den Minister heeft dat woord reden van bestaan;
omdat die droogmakingen of bedijkingen niet vielen onder art. 41 en die
termijn dus nog moet worden toegekend. Voor de droogmakingen of
bedijkingen die ik op het oog heb werd die verlenging reeds verleend en
ik wensch die te verlengen.
In de tweede plaats is er nog door u, Mijnheer de Voorzitter, te recht
op gewezen, dat indien mijn amendement wordt aangenomen, in de derde
alina het woord «bepaling» moet zijn «bepalingen», terwijl een andere
redactie u beter voorkwam.
In verband met een en ander komt het mij beter voor, en ik doe
daartoe thans het voorstel, de derde alinea te lezen als volgt: «Verzoeken
om toepassing der bepalingen van de beide vorige leden moeten binnen
drie maanden na dat tijdstip schriftelijk worden ingediend». Dit tijdstip
is dan de invoering dezer wet.
De Voorzitter: Door den heer Smeenge is een wijziging gebracht in
zijn amendement, namelijk om in den vijfden regel, in plaats van «toe
gekende termijn» te lezen: «verlengde termijn».
Tevens stelt de heer Smeenge voor uit het Regeerir.gsvoorstel te doen
vervallen de woorden: «Verzoeken om toepassing dezer bepaling moeten
binnen drie maanden na dat tijdstip schriftelijk worden ingediend» en
aan het artikel als derde lid toe te voegen:
«Verzoeken om toepassing der bepalingen van de beide vorige leden
moeten binnen drie maanden na het daarin vermeld tijdstip schriftelijk
worden ingediend.»
De heer de Meester, Minister van Financiën: Mijnheer de Voorzitter!
Dit artikel houdt een overgangsbepaling in voor hen die reeds een land-
verbetering hebben ondernomen. De Regeering heeft gemeend te moeten
vasthouden aan het systeem, dat aan art. 41 ten grondslag ligt: aan
moediging van de landverbetering.
De overgangsbepaling is niettemin opgenomen, omdat het mij bij nadere
overweging billijk voorkwam, dat zij, die tot dusver niet hadden kunnen
profiteeren van de gunstige bepaling van art. 41, die dus niet hadden
gekregen den verlengden termijn, alsnog in de gelegenheid zouden gesteld
worden een verzoekschrift aan de Koningin in te dienen om dien ver
lengden termijn te verkrijgen.
Nu zegt de heer Smeenge: dat is geschied omdat de Minister zelf
erkende, dat er bijzondere omstandigheden waren die daartoe leidden.