Ill
de Minister wil tegenover de kleinen billijkheid betrachten en is daartoe
mede gedreven door de wetenschap: die kleinere polders zitten op groote
lasten, zoodat de billijkheid medebrengt dat zij in dezelfde conditie komen
als de polders die onder art. 41 vallen, thans zijn.
Ik hoop, dat de Kamer mijn amendement zal aannemen. De prae die
de heer de Waal Malefijt meent dat gegeven zal worden, is stellig,
wordt zij geschapen, niet groot, terwijl ten slotte het oordeel of zij moet
worden toegekend, is aan de Regeering. Nog eens, zij die ik op het oog
heb zijn de slachtoffers van art. 41; om er van te kunnen genieten moest
men bedijkingen maken grooter dan 500 H.A. en dit was de aanleiding
tot alles.
De heer de Waal Malefijt: Ik moet toch opkomen tegen hetgeen door
den geachten afgevaardigde uit Meppel zooeven is gezegd. In het amen
dement is sprake van bijzondere omstandigheden en nu zegt de geachte
afgevaardigde, dat hij de beoordeeling dier bijzondere omstandigheden
geheel aan de Regeering wil laten.
Nu moet ik opmerken, dat het verleenen van tienjarigen vrijdom van
grondlasten een zeer belangrijke zaak is. 'En deze wordt hier geheel aan
de Regeering overgelaten, terwijl daaromtrent niets in de wet wordt
bepaald. Mondeling heeft de heer Smeenge er bijgevoegd: ik heb op
het oog de polders, die, om van den vrijdom te kunnen profiteeren, grooter
gemaakt zijn dan men eigenlijk bedoeld heeft ze te maken en daardoor
duurder zijn geworden. Maar dit staat in het geheel niet in het amen
dement. Dat spreekt enkel van bijzondere omstandigheden. Er zijn zoo
veel droogmakerijen die tegengevallen zijn, en waarom moeten nu alleen
dezulke, die grooter dan 500 hectaren zijn, een buitengewoon voordeel
genieten en zij, die een kleiner oppervlakte hebben, daarvan verstoken
blijven? Dat is het weder in het leven roepen van dezelfde ongelijkheid
die uit de wet zal worden genomen, indien het voorstel van de Regeering
wordt goedgekeurd.
Wat betreft hetgeen de geachte vorige spreker verder heeft gezegd, dat
door het grooter maken der bedijking de ondernemers zich ook meerdere
uitgaven voor onderhoud hebben moeten getroosten, verlieze men niet uit
het oog, dat, hoe grooter de bedijking is, hoe meer land ook werd ge
wonnen, terwijl juist door de meerdere grootte die polders het voordeel
van art. 41 hebhen kunnen genieten, en verlenging van den termijn van
vrijdom van grondbelasting kunnen verkrijgen. Ik blijf dan ook van ge
voelen, dat er volstrekt geen reden is om nu weer nieuwe verschillen
tusschen de polders van beneden en boven de 500 H.A. in het leven
te roepen.
De heer Smeenge: Ik wensch alleen naar aanleiding van hetgeen de