113 in 1893 en 1894 wetsvoorstellen van gelijke strekking als dit zijn ingediend in deze Kamer en dat die door bijzondere omstandigheden niet tot stand zijn gekomen. Ik geloof, dat men daaruit een recht kan distilleeren voor belanghebbenden en dat de Regeering dus goed heeft gedaan nog nader een overgangsbepaling in het wetsontwerp op te nemen. Men kan zich er alleen over verbazen, dat een zoo eenvoudige zaak zooveel jaren heeft kunnen traineeren, zonder tot spoedige afdoening te geraken. Wat het amendement van den heer Smeenge betreft, meent de Com missie, dat dit alleen als overgangsbepaling te verdedigen is, zooals het trouwens ook door den voorsteller is bedoeld. Inderdaad kan het zijn voorgekomen, dat men indertijd expres de polders grooter heeft gemaakt om tot een getal van 500 H.A. te komen en dus onnoodig meer kosten aan dijken heeft uitgegeven. Er is dus geen bezwaar in deze gunstig te adviseeren. Ik wijs er hierbij op, dat de Regeering niet willekeurig vrijdom zal verleenen, maar dat die in de practijk gegeven zal worden bij Koninklijk besluit, na advies van Gedeputeerde Staten, omtrent de verlenging van den verleenden termijn, een en ander volgens de bestaande jurisprudentie, die ik voor mij heb liggen. Het komt mij dan ook voor dat, waar de Minister zegt, dat hij er zeer op zal letten dat de bijzondere omstandigheden met zorg zullen worden nagegaan, alvorens een Koninklijk besluit uit te lokken, daarin voldoende waarborg is gelegen dat niet willekeurig in deze door de Regeering zal worden gehandeld. Het staat vast, dat, wanneer speciaal op de bijzondere omstandigheden gelet wordt, geen misbruiken hoegenaamd te vreezen zijn, en dat de belanghebbenden afdoende zullen te bewijzen hebben dat inder daad de betrokken droogmaking of bedijking in het ongunstige geval verkeert waarop de heer Smeenge bij zijn amendement in het bijzonder het oog had. De Commissie van Rapporteurs stelt dus voor het amendement aan te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement wordt in stemming gebracht en met 53 tegen 9 stemmen aangenomen. Het gewijzigd art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De beweegreden wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hel wetsontwerp wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 115