115 in het algemeen van zoodanige vertraging wel de reden is en of het niet mogelijk is in meerdere mate ongewenscht uitstel te vermijden. Wat den allerlaatsten tijd betreft, meenden sommige leden het antwoord op deze vraag voor een deel te moeten zoeken in de omstandigheid, dat er geene landmeters beschikbaar zijn om de hernieuwde opmeting van den weg, die voor de onteigening meestal noodzakelijk is, te verrichten. De wijziging, die ten aanzien van het particuliere werk van landmeters eenige jaren geleden heeft plaats gehad, schijnt ten deze niet gunstig te werken. Bij gelegenheid van de behandeling der Staatsbegrooting is dit punt reeds meermalen aangeroerd. Men bracht het in dit verband nog eens in herinnering met den wensch, dat de Regeering het oog niet zoude sluiten voor het uit den tegenwoordigen toestand voortvloeiend bezwaar.» Mijnheer de Voorzitter, deze zaak dringt zich steeds meer naar voren naarmate er meer coöperatieve woningvereenigingen en bouwvereenigingen worden gesticht of villaparken worden aangelegd. Telkens blijkt bet dan, dat 't een en ander, zeer tot last en schade voor partijen, moet wachten op het werk der landmeters. Als men op de kantoren er over klaagt, luidt meermalen het antwoorder is thans te veel werk voor het Rijk, en eerst als dat afgeloopen is, komt gij aan de beurt. Wat blijkt daaruit, Mijnheer de Voorzitter? M.i. zeer duidelijk, dat er behoefte is aan uitbreiding van het personeel der landmeters bij het kadaster. De opmerkingen, die daarover door mij en anderen in de afdeelingen zijn gemaakt, zijn door de Commissie van Rapporteurs aan dit n°. 178 vastgeknoopt, maar ik heb bemerkt, dat dit wel eenig gevaar oplevert en aanleiding geeft tot ontwijking der quaestie. De Minister toch heelt in zijn Memorie van. Antwoord daarop slechts zeer zijdelings geantwoord. Zijn Excellentie zegt n 1. in de Memorie van Antwoord: «Omtrent het niet tijdig beschikbaar zijn van landmeters, waaraan door sommige leden in dit verband werd gedacht, werden door den onder- geteekende bij zijn ambtgenoot van Financiën inlichtingen ingewonnen. Deze heeft daarop medegedeeld, dat althans bij den onderwerpelijken spoorweg van vertraging uit dien hoofde geen sprake kan zijn, vermits voor die lijn geene aanvraag om opmeting van de terreinen is ingekomen.» Maar, Mijnheer de Voorzitter, hier maakt de geachte ambtgenoot van Financiën er zich toch wel wat al te gemakkelijk af. De opmerking was in het algemeen en bij veel ontwerpen van hoofd stuk IX door veel leden gemaakt en nu aan dit wetsontwerp vastgeknoopt, zooals ik reeds zeide. De vraag is of de quantileit der landmeters gelijken tred houdt met het steeds toenemende werk dat verricht moet worden, en dus de quantiteit arbeid te groot wordt en er steeds weken en soms maanden achterstand is van voor particulieren op te nemen metingen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 117