De bevestiging der Staatscommissie. De Minister van Financiën, de heer De Meester, heeft. Vrijdag middag 28 September te 2 uur in de Trèveszaal geïnstalleerd de staatscommissie voor het vraagstuk van de registratie en hypotheken en hield daarbij de.volgende toespraak: M. H. Op de voordracht van mijn ambtgenoot van justitie die tot zijn leedwezen verhinderd is hier tegenwoordig te zijn en van mij, heeft het Hare Majesteit de Koningin behaagd eene Staats commissie in te stellen om, na overweging, rapport uit te brengen over een drietal vragen de registratie en hypotheken betreffende. De Koningin benoemde daarbij tevens u, Mr. Pijnacker Hordijk, tot voorzitter, u, mijne heeren, tot leden en secretaris van die Staatscommissie. Het is mij hoogst aangenaam u heden, nu ge voor het eerst vergadert, ook uit naam van mijn genoemden ambtgenoot, te mogen welkom heeten en u daarbij de verzekering te geven, dat de Regeering uwe bereidvaardigheid om u beschikbaar te stellen voor de inderdaad moeilijke taak, welke u wacht, zeer waardeert. De behoefte aan herziening onzer registratiewetgeving is algemeen reeds sedert jaren erkend. Dat niettemin het voorschrift van art. 21 der wet van 11 Juli 1882 („Staatsblad" N°. 92). volgens het welk de wetgeving op de registratie vóór 1 Januari 1886 aan eene algemeene herziening moest worden onderworpen, tot dusver onuit gevoerd bleef, mag wel worden beschouwd als een bewijs, hoe moeilijk het is voor de geheel verouderde Fransche wet van 22 Frimaire, jaar VII, welke de Nederlandsche wetgever herhaaldelijk bijwerkte, aanvulde en wijzigde, iets nieuws in de plaats te stellen, dat zonder de voordeelen van het bestaande prijs te geven, mmder ingewikkeld is, minder ik zou bijna zeggen „uitlokt" tot

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 126