124 gewichtige quaestiën, waarover de gevoelens zeer uiteenloopen, heb ben te onderzoeken. Om slechts een greep te doen, noem ik naast detailvragen, als: moet de inschrijving de hypotheek doen stand houden zonder vernieuwing, of is geheele of gedeeltelijke vernieuwing noodig, zoo ja op wiens kosten? moet de hypotheekbewaarder tegenover het publiek verantwoor delijk blijven? moet het geoorloofd blijven afgebakende gedeelten van kadastrale perceelen te bezwaren, of moet dit, in navolging van elders, alleen worden toegelaten van geheele nommers? de ingrijpende quaestiën, of het positieve hypotheekstelsel de voor keur verdient boven het negatieve, en of, ook bij behoud van het laatste, een principieele verandering van ons kadaster noodig is in dien zin, dat dit bewijskracht bekome? Nog een belangrijk onderwerp zoo gij wilt van specialen aard mag ik hier te minder onvermeld laten, omdat het een bijzondere actualiteit ontleent aan de door de Regeering ondernomen herziening van ons scheepvaartrecht; ik bedoel de beginselen en regelen, welke de inschrijving in de registers zullen beheerschen met betrekking tot den eigendom van en het verband op zeeschepen. De derde vraag, met de eerste twee in nauw verband staande, betreft de organisatie van het dienstvak der registratie in zijn tegen- woordigen omvang, dus met inbegrip van de hypotheken en het kadaster. Dat die organisatie, bij gewichtige veranderingen in de wetgeving, wijziging zal behoeven, ligt vrij wel voor de hand, maar ook af gezien daarvan heeft o. a. de regeling van de salarieering der hypotheekbewaarders, alsmede die van de dienstverhoudingen in het corps der ambtenaren van het kadaster aanleiding gegeven tot zoo strenge critiek, dat de Regeering mede daarom gemeend heeft ook omtrent dit gewichtig' punt uw oordeel te moeten inwinnen. Een moeilijke en zeer omvangrijke arbeid is u dus toevertrouwd en de Regeering verheugt er zich over, dat zij tot het verrichten daarvan bereid heeft bevonden de mannen thans hier bijeen, van wier kennis, ijver en toewijding zij zich volkomen overtuigd houdt. Wij hopen en vertrouwen, dat gij, Mijne Heeren! onder de uit muntende leiding van uwen voorzitter, er in zult slagen omtrent de vele en moeilijke vragen, welke gij zult onderzoeken en overwegen,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 128