150
structie en de wet G.waar 't pas geeft wordt door schrijver
hierop meer of minder uitgebreid gewezen; zie artt. 10, 15, 46,
47, (blz. 138. I. K. art. 123), enz.
Wijl de studie van ambtelijke voorschriften een dorre geest-
doodende arbeid is, indien zij wordt opgevat in den zin van een
letterlijk van buiten leeren van allerlei bepalingen, waarvan de
nieuweling de bedoeling gissen nog grijpen kan, heeft de heer
ter Laag, door onmiddellijke vergelijking van I. K. en wet G.
mogelijk te maken, den aanstaanden landmeter zijne vorming in dit
opzicht zeer vergemakkelijkt.
De toelichting der wijze waarop de schattingen plaats vinden,
gegeven bij de artt. 11, 12 en 13, zoomede bij art. 25 de toelichting
in zake vrijstellingen, is van groote waarde voor ieder, wiens werk
kring meer dan algemeene kennis vordert van grondbelasting-aan
gelegenheden.
Bij art. 41 wordt gewag gemaakt van de reeds wet geworden
wijziging, die droogmakingen of bedijkingen van buitengewone
kostbaarheid, zonder op hunne uitgestrektheid te letten, in gunstiger
verhoudingen brengt dan weleer het geval was.
Als bijlage I, is in den oorspronkelijken tekst opgenomen, het keizer
lijk decreet van 21 October 1811Bull, des Lois N°. 397, betreffende
de vaststelling der grondbelasting bijdrage aan het Keizerrijk, over
1812, door de zeven uit het gebied van het voormalige Holland
gevormde departementen, en als bijlage II, de vervallen artt. 2, 3,
4, en 5 en 58 der wet van 1870.
Een inhoudsopgave en een alphabetisch register, wat we een
leemte achten, worden gemist.
Voor den aspirant-landmeter is de arbeid van den heer ter Laag
een welkome gids bij zijn studie, in den boekenschat van den land
meter mag het werk niet ontbreken, in overige betrokken kringen
wenschen wij het boek een goed onthaal toe.
Aan den heer Teulings een woord van lof, voor de wijze
waarop hij do uitgave verzorgde.
H.
Utrecht, Juli '06.