181
toch ook gelden voor andere, waar gelijksoortige eischen aan den
arbeid gesteld worden) dan zouden wij als uitkomst verkrijgen:
bij aanstelling ƒ1200.(onveranderd)
na 2 jaar 1500.
6 1800.—
10 2000.—
14 2200.—
18 2400.-
22 2600.—
26 2800.(onveranderd).
Na 31 dienstjaren als landmeter (dus ongeveer het tijdstip, Avaarop
men recht op pensioen kan doen gelden) dient volgens deze schaal
het maximum-tractement als grondslag voor de pensioenberekening.
De regeling beveelt zich bovendien voor de verhouding tusschen
landmeters en teekenaars nog om de volgende reden aan:
Art. 114 Circulaire N°. 1300, luidt:
„De teekenaars zijn met betrekking tot hun dienstwerk, onder
geschikt aan de ambtenaren, bij wie zij worden Averkzaam gesteld.
Hoe vaak zal zich nu het geval niet voordoen, dat een teekenaar
wordt werkzaam gesteld onder een landmeter, lager bezoldigd dan
de teekenaar. Deze toch heeft op 55-jarigen leeftijd 1500.—
traktement, de landmeter met ruim 7 dienstjaren nog ƒ1400.
De kans op een dergelijk geval wordt door de voorgestelde schaal
werkelijk minder.
Natuurlijk zou deze regeling, kwam zij tot stand, aan den Staat
offers kostenechter niet zoo groot als men oppervlakkig meent.
Velen, die thans toelage genieten, als overgangsmaatregel vast
gesteld bij K. B. cl.d. 10 Febr. 1900, zullen daarvoor niet meer in
aanmerking komen, en Avaar nu, afgezien hiervan, bovendien de
opbrengst van het particulier Averk meer en meer stijgt, kan wel
licht van dit fonds een gedeelte aangewend worden om billijker
verhoudingen in het leven te roepen.
Moge mijn voorstel in gunstige overweging Avorden genomen.
BredaNovember 1906.
W. Vrüggink.