203
Iets betreffende: „Het kadastrale vraagstuk
Reeds voor geruimen tijd voelde ik, door eenige uitdrukkingen
hier en daar opgevangen, dat er eene spanning begon te ontstaan,
men kreeg een gevoel niet ongelijk aan dat, bij een naderend onweer.
Re vergadering van 20 Augustus 1.1. te Breda gehouden,
liet door het optreden van de Redactie reeds het rommelen
van den donder hooren, en nu is het onweer in volle kracht uit
gebroken; felle bliksemstralen doorklieven de kadastrale lucht,
en het lijkt, of onze vereeniging trilt op haar 22 jaren oude grond
vesten. Zal de bliksem inslaan en het gedane werk vernietigen?
Zal onze vereeniging, waardoor zooveel goeds tot stand kwam, in
elkaar storten?
Laat ons hopen van neen.
Moge, waar de één te spoedig succes verlangt en de ander te
spoedig de hoop heeft opgegeven, kalm overleg en wederzijdsche
waardeering toenadering brengen; mogen zij tot bliksemafleiders
worden bij het onweer dat losbrak, moge aan de gezuiverde lucht,
de zon van het gemeenschappelijk kadastrale streven en arbeiden,
weldra weer schitteren in vollen glans.
Rij de ontvangst der 5de aflevering trok natuurlijk de titel van
het artikel „Het kadastrale vraagstuk" onmiddellijk mijn aan
dacht, doch spoedig legde ik het boekje ter zijde.
Ik kon me niet voorstellen dat een der schrijvers dezelfde per
soon is, die (zie verslag Buitengewone Vergadering der Notarieele
Vereeniging 29 Sept. 1900, blz. 68 en 69) uitriep: „wij vragen om
een kadaster met bewijskracht voor de grenzen" en die zich ver
heugde in het vooruitzicht, het stelsel door den heer vanlterson
verdedigd te zullen zien vallen.
Ik meende te dwalen, en stelde het verder lezen uit tot later,
hopende, dan, bij aandachtiger in-mij-opnemen, beter te zullen
begrijpen. Doch het uitstel baatte niet; latere lezing gaf me geen
anderen blik op den inhoud.
De H.H. Hoffmann en de Vos, die steeds blijken gaven van
een goed doorzicht, kwamen plotseling te voorschijn met ver
klaringen, die ik, met het oog op de Staatscommissie, welke ge
roepen is alles van alle kanten te bekijken, hoogst voorbarig vond,
afgescheiden van den totalen omkeer in hunne overtuiging.