21 gerechtigden, uit welken hoofde dan ook. De Staat zal echter alleen verplicht zijn rekening te houden met de (hem?) bekende gerechtigden, (art. 21 3) zoodat hij nimmer in gebreke kan worden gesteld, wegens 't verzuimen van eenige formaliteit ten opzichte van een gerechtigde, zoolang diens aanspraken niet bekend zijn. Boven hadden we reeds gelegenheid op te merken, dat het ontwerp niet voorziet in een regeling van de rechten van den Staat en die van de oeverlandeigenaren, wanneer, bij den aanleg der Rijkswerken, ter plaatse reeds particuliere oeverwerken aanwezig zijn. Tot heden heeft het Domeinbestuur in die gevallen steeds aan particulieren overgelaten, de aanwassen die Staatseigendom zouden geworden zijn, als die particuliere kribben, Rijkskribben waren geweest. Dit is echter niet het eenige onderwerp dat door het wetsontwerp onaangeroerd wordt gelaten. Zoo was het tot heden en blijft het ook onder de nieuwe wet duister of de Staat wanneer hij een zijtak (kil of Strang) van de rivier, heeft afgedamd, daardoor recht verkrijgt op de aanwassen aan de, ter weerszijden van de afgesloten kil gelegen oeverlanden en zoo ja, hoever dat recht zich uitstrekt, dan wel of de Staat alleen aanspraak kan maken op de eilanden, de platen die in den afgedamden rivierarm zullen ontstaan, en waarvan hij, krachtens art. 577 B. W., eigenaar is. Principieel komt dezelfde vraag op den voorgrond, wanneer door den Staat, aan zeker riviervak een nieuwe bedding wordt gegeven, waarbij in den regel de oude rivierbedding aan een der einden, door een dam, van de rivier wordt afgesloten. Omtrent de aanwasrechten van den Staat op de aanwassen daarna en daardoor ontstaande aan de oeverlanden langs den ouden, afgedamden rivierarm, geeft dit wetsontwerp geen licht. Voorts laat dit wetsontwerp ons in 't onzekere bij de vraag of een Rijksrivierwerk, gelegen aan een landtong bij de splitsing van een rivier in twee takken, of bij de samenvloeiing van twee rivieren, den Staat recht geeft op aanwassen langs de oevers van de beide rivieren, over de bij art. 17 bedoelde uitgestrektheid, dan wel of dit slechts ;t geval is in een van beide. In 't laatste geval kan allicht de vraag rijzen, tot welke van de beide rivieren de Staat zijn aanspraken moet beperken. Laten we de straks aangeduide moeilijkheden („as van het werk",

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 21