23 eigenaren om zich door de mazen dezer wet heen te wringen. Behalve de genoemde bezwaren tegen de details dezer wet meenen we nog een gevaar te zien in de omstandigheid, dat zij slechts een zeer partieele regeling bevat, van een onderdeel van het aanwasrecht in uitgebreiden zin. Als eerlang het tweede boek van het Burgerlijk Wetboek zal zijn herzien, en vervangen is door het nog sluimerende ontwerp, zullen de daarin vervatte artikelen (59 a 62 en 79 a 81), zij het mogelijk na eenige wijzigingen, de eigenlijke wetgeving op dit gebied uitmaken. We beleven dan een herhaling van de geschiedenis der heerschende wetgeving. De partieele regeling van 1806, werd gevolgd door de meer uitvoerige regelen van civielrecht, opgenomen in het B. W. van 1838, en dit is meer dan eens aanleiding geweest tot een poging (we hebben hiervoren een geval aangehaald) om aan art. 9 der Publicatie van 1806, hare geldigheid omtrent de regeling van eenig recht van aanwas te ontzeggen. Zou het nu zoo ondenkbaar zijn, dat aan onze rechtspraak der toekomst een dergelijke kwestie zal worden voorgelegd met betrekking tot de dan heerschende „Rivierenwet" en het „herzien B. W."P Hebben we aangetoond, dat hetgeen thans geboden wordt, naar onze bescheiden meening niet voldoet aan de eischen van een deugdelijke en afdoende wettelijke regeling van dit onderwerp, dan willen we niet in gebreke blijven om in hoofdtrekken aan te geven hoe we ons zoodanige wetgeving denken. Wij meenen dat er, reeds sedert tal van jaren, behoefte bestaat aan een wet die, als afzonderlijke wetgeving zij het ook met vermelding van enkele bepalingen van publiekrecht de civiele kwestie van het recht van aanwas in onze rivieren, in haren geheelen omvang, duidelijk en afdoende regelt. Zij behoorde voor elke wijze waarop aanwas in en langs onze rivieren ontstaat, een duidelijk antwoord te geven op de vraag wien die aanwas toekomt, zij behoorde te regelen de rechten van den eigenaar van den stroom eenerzijds en die der eigenaren van de aan den stroom grenzende en de binnen zijn gebied gelegen eigendommen anderzijds en evenzeer de rechten en verhoudingen, in zake aan wassen, tusschen de eigenaren der aan dien stroom gelegen eigendommen onderling, een algemeene regeling alzoo, in beginsel Zie t. a. p. pag. 172 en 173.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 23