25
commissie, aan welke Commissie dan tevens zou kunnen worden
opgedragen te onderzoeken, in hoeverre de thans bestaande
regeling betreffende de kantoren van hypotheken en kadaster
herziening behoeft en of wellicht niet vereeniging der registratie
kantoren hiermede aanbeveling zou verdienen. (Handelingen
der Tweede Kamer St. Gen. 1905/06, pag. 965973.)
2°. van het verlangen van denzelfden Minister, om over de vraag,
of het kadaster zelf wijziging behoeft, waarbij dan ook komt
de vraag van het rechtsgeldig karakter van het kadaster,
overleg te plegen met den Heer Minister van Justitie. (Hande
lingen der Tweede Kamer St. Gen. pag. 973977.)
Nu dus wellicht eerlang de vraag, of bewijskracht omtrent de
grenzen der perceelen moet worden toegekend aan een met dat
doel samengesteld kadaster, aan eene Staatscommissie ter beant
woording zal worden voorgelegd, en deze vraag weder ten nauwste
verband houdt met de overdracht der onroerende zaken, veroorlooft
het Hoofdbestuur voornoemd zich de vrijheid, om aan Uwe Excellentie
in overweging te geven, om aan dezelfde Staatcommissie de vraag
ter beantwoording voor te leggen; „of de rechtszekerheid van den
grondeigendom niet behoefte heeft aan een wettelijk voorschrift, dat
alle acten, bestemd om in de openbare registers te worden over
geschreven, aangeteekend of vermeld, in authentieken vorm moeten
worden verleden?"
Het Hoofdbestuur wordt tot het stellen van deze vraag ge
leid door de omstandigheid, dat vele dergelijke acten in onder-
handschen vorm worden opgemaakt en dat in sommige gedeelten
van ons land deze vorm voor zoodanige acten voortdurend meer
gebruikelijk wordt.
Ten betooge van de wenschelijkheid van den authentieken vorm
voor dergelijke acten zou het Hoofdbestuur kunnen volstaan met
eene verwijzing:
Ten eerste, naar het rapport der Staatscommissie van 1867, die
tot taak had voorbereiding der herziening van de wetgeving op de
eigendomsoverdracht van onroerende goederen, het hypotheekstelsel
en het notariaat; het rapport dier Commissie, gedagteekend 21 April
1870, bevat reeds het voorstel: „geene andere acten worden ten
kantore van hypotheken overgeschreven, dan die in authentieken
vorm zijn verleden."
Ten tweede, naar de handelingen der Nederlandsche Juristen-