31
de Traag, of er termen zouden kunnen zijn om te bepalen, dat in bijzondere
omstandigheden aan reeds bestaande polders, die een mindere oppervlakte
hebben dan 500 H.A., een langere vrijdomstermijn kan worden toegekend,
in overweging te nemen.
Kadaster en registratie.
Wanneer de toegezegde overweging leidt tot het benoemen eener com
missie tot herziening der wetgeving betreffende de registratie en de hypo
thecaire boekhouding, zal het onder dit hoofd ter sprake gebrachte nader
onder de oogen kunnen worden gezien.
Of het aanbevelenswaardig is voor te schrijven, dat alle overgang van
onroerend goed hij notarieele akte wordt geconstateerd, is een vraag tevens
van burgerlijk recht. Vandaar dat de ondergeteekende zich van eene
beantwoording dier vraag op dit oogenhlik meent te mogen onthouden.
Omtrent de vraag, of invoering van een kadaster met bewijskracht
wenschelijk of noodzakelijk geacht moet worden, zal in overleg worden
getreden met den Minister van Justitie.
Indien dat overleg zal leiden tot de samenstelling van eene Staats
commissie, zooals hij de beraadslaging over dit onderwerp in de Tweede
Kamer ter sprake werd gebracht, zal die Commissie zich ook bezig kunnen
houden met de vraag of een kadaster met eigendomsperceelen aanbevolen
mag worden.
Een grondboek te maken zonder voorafgaande grondboekwetgeving zou
geen practisch nul hebben en dus ook niet het in verband daarmede
aangegeven denkbeeld om, bij de vaststelling van nieuwe eigendomsgrenzen,
wanneer daarbij medewerking wordt verleend door de belanghebbenden,
deze schriftelijk te doen verklaren dat zij de aldus vastgestelde grenzen
als de juiste aannemen.
Herziening Burgerlijke Pensioenwet.
De ondergeteekende kan slechts herhalen, hetgeen hij reeds ter beant
woording van den aandrang van sommige leden der Tweede Kamer, in
de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag dier Kamer omtrent
dit hoofdstuk derjj Staatsbegrooting en bij de openbare beraadslaging in
de Tweede Kamer over dat hoofdstuk heeft opgemerkt dat zijns inziens
de vraag of de in art. 6 der Burgerlijke Pensioenwet genoemde termijn
van 5 jaren zonder bezwaar eenigszins zou kunnen worden verkort, be
hoort te blijven gisten totdat tot eene algemeene herziening onzer Burger
lijke Pensioenwetgeving wordt overgegaan.
Dat een wetsontwerp tot zoodanige algemeene herziening spoedig zal
worden ingediend, kan hij niet. toezeggen, daar hij zich thans in de eerste
plaats heeft bezig te houden met het ontwerpen der belastingvoorstellen.