37 men bij een herziening van het kadaster ook spoedshalve zou maken alleen nummers van eigendomscomplexen, dus dat men zou aannemen groote grenzen met verwaarloozing van wat men tegenwoordig noemt de gebruiks- grenzen Ik zag dit punt zooeven over het hoofd. Als dat geschiedde, zou ik het zeer betreuren. Immers daardoor zou ontstaan een schromelijke verwarring in de boekhouding van het kadaster. Men zou toch in ons land, waar de eigendom reeds zeer verdeeld is en in zijn onderdeelen gestadig van eigenaar verwisselt, door een kadastrale meting alleen van de eigendomsgrenzen afzonderlijke nummers voor de zoo verschillende eigendomscomplexen zien ontstaan. Een noodzakelijk gevolg daarvan zou zijn een voortdurende vernummering bij eigendoms verandering van gedeelten van den eigendom. Men zal dan ook telkens bezwaren ondervinden, bij voorbeeld dat men bij verbinding met hypo theek inschrijving zou moeten nemen op gedeelten van nummers met al de groote verwarring die daaruit zou voortspruiten. Ik hoop dus, dat dit in de Tweede Kamer geuit denkbeeld nooit zal worden verwezenlijkt. De heer de Meester, Minister van Financiën: Mijnheer de Voorzitter! Behalve over de registratie, is gesproken over het kadaster. Ik heb op mij genomen met mijn geachten ambtgenoot van Justitie in overleg te treden over de vraag, of het wenschelijk is om aan het kadaster bewijskracht te geven. In de Tweede Kamer heb ik, in antwoord op een rede daarover gevoerd door den geachten afgevaardigde uit Assen, den heer Treub, reeds te te kennen gegeven, dat het mij aanvankelijk voorkwam, dat het geven van bewijskracht aan het kadaster iets is, waaraan geen dringende behoefte bestaat, omdat tot. dusver de ondervinding niet geleerd heeft, dat zij, die de meest belanghebbenden zijn, daarvoor veel belangstelling getoond hebben. In de tweede plaats verklaarde ik te vreezen, dat de maatregel zeer kost baar zou blijken te zijn. De geachte afgevaardigde uit Assen heeft mij daarop geantwoord: gij zult toch tot een vernieuwing van het kadaster in de verschillende ge meenten moeten komen, dat zal plm. 70 jaren duren; nu spreekt het wel vanzelf, dat wanneer gij dit doet. in korter tijd de geachte afge vaardigde sprak nl. van 25 jaar dat het dan duurder zal zijn, maar overigens zie ik niet, dat er feitelijk meer geld zal behoeven besteed te worden. Mijnheer de Voorzitter! Het kan den Minister van Financiën, die rekening heeft te houden, niet alleen met dezen eisch, maar met steeds vermeerderende eischen van alle zijden, natuurlijk niet onverschillig zijn, of men de uitvoering van zulk een maatregel kan verdeelen over 25 dan

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 37