73 Het werk heeft in overeenstemming met den titel de strekking alle berekeningen en rekenmethoden waartoe de opmeting van een eenigszins uitgestrekt terrein aanleiding geeft te verklaren en te ontwikkelen, het sluit zich in het bijzonder aan, aan de voor Pruisen in de Anweisung IX vervatte voorschriften, en heeft als zoodanig een bijna officieel karakter. Men vindt toch in Anw. IX her haalde malen verwijzingen zoowel voor toelichting als voor daarin opgenomen tabellen, naar het werk van Gausz en waar van de eerste een eenigszins gewijzigde druk verschijnt, wordt die meestal binnen kort door een overeenkomstige nieuwe uitgave van het laatste gevolgd. Het zal zeker onnoodig zijn dit werk opnieuw aan te bevelen voor die vakgenooten, welke een ernstige studie van de Pruisische methoden willen maken. Aan de hand van dezen leidsman worden alle bezwaren weggenomen, wordt voor elk onderdeel, voor elke letter, voor elk teeken een vaste regel gesteld, wordt niets aan een persoonlijke opvatting overgelaten. Wie dus naar een vast .reglement zoekt, vindt hier zijn gading. Onze technische voorschriften voor de uitvoering van hermetingen zijn in vergelijking van de Pruisische zeker minder volledig te noemen; waar deze verschillende vragen onbeantwoord laten, zal men dus spoedig geneigd zijn Anw. IX en Gausz ter hand te nemen. Toch moet daarbij met de noodige voorzichtigheid worden gehandeld en moet b. v. in het oog worden gehouden, dat onze kaartprojectie niet die van onze oostelijke naburen is en dat de berekeningen waarbij de kromming der aardoppervlakte zich doen gelden bij ons systeem in het geheel niet passen. De vraag of de bestudeering van dit werk aan onze toekomstige ambtgenooten moet worden aanbevolen meen ik niet zonder voor behoud bevestigend te mogen beantwoorden. Voornamelijk in den eersten tijd der vorming van den landmeter moet de studie zich tot hoofdzaken bepalen, die door een oordeelkundige toepassing in de practijk geheel moeten worden opgenomen en verwerkt, voor dat kan worden afgedaald tot bijzonderheden en onderdeeelen, waarvan de be- teekenis eerst dan in het oog springt, wanneer een voldoende grond slag is gelegd. Meer nog na dan vóór het landmeters examen komt mij eene intieme kennismaking met dit werk aanbevelenswaardig voor. Mei 1906. M. de Vos.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 75