7 Aangezien het voor ons doel geen nut heeft ons verder bezig te houden met meeningen en uitspraken omtrent de nog heerschende wetgeving, zullen we voorloopig de geschiedenis laten rusten om tot het straks genoemde onderwerp terug te keeren. De Staatscommissie ingesteld bij Koninklijk besluit van 21 April 1892 n°. 4, heeft in Juni 1901, het definitief resultaat van haren arbeid aan de Regeering ingezonden, in den vorm van een volledig wetsontwerp. Dit ontwerp is door de Regeering ingekrompen tot op bijna de helft en, hier en daar niet onbelangrijk gewijzigd, op den boven vermelden datum 22 December 1905 aan de Tweede Kamer als ontwerp „Rivierenwet" aangeboden. Het ontwerp is verdeeld in 6 Hoofdstukken, achtereenvolgens behelzende: Algemeene bepalingen (artt. 1 a 3), Bepalingen van politie (artt. 4 a 11), Uitvoering van werken door het Kijk (artt. 12 a 15), Gevolgen van door het Rijk verrichten uitbouw ten opzichte van de gerechtigden tot het oeverland (artt. 16 a 25) en Overgangs- en slotbepalingen (artt. 26 a 32). De Hoofdstukken I a III, die uitsluitend het publiekrechtelijk deel van het onderwerp behandelen, behoeven we hier slechts vluchtig te beschouwen. In art. 1 worden de rivieren genoemd waarop deze wetgeving van kracht zal zijn, en daarmee wordt voorzien in een gebrek van de Publicatie van 1806, welke slechts gold voor de hoofd rivieren en alleen voor die gedeelten van het Rijk welke in 1806 tot de Rataafsche Republiek behoorden. Art. 3 stelt de grenzen van het rivierbed vast: 1. Onder zomerbed wordt verstaan de oppervlakte die bij „gewoon hoog zomerwater of bij gewonen vloed door de rivier „of den stroom wordt ingenomen. 2. Onder winterbed wordt verstaan de oppervlakte tusschen „het zomerbed en de buitenkruinlijn van den hoogwaterkeerenden „dijk en, waar deze niet bestaat, tusschen het zomerbed en de „hooge gronden die het water bij den hoogsten stand keeren,enz. 3. Tot hel winterbed worden geacht te behoorcn de platen „of eilanden of opkomende gronden, voor zooveel die alleen door „hoog opperwater of door hoog vloedwater overstroomd worden." „Gewoon hoog zomerwater" en- „gewone vloed" duiden geen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 7