85 richting loopende grens met Pennsylvanië. In 1796 droeg het Gongi es het toezicht op deze 1 eind verdeeling op aan een „Surveyor general", waarvoor sedert 1812 het „General Land Office" in de plaats trad. Van af 1832 is de onderverdeeling der „sektions" in 16 „lots" ieder van 40 acres ingevoerd, ofschoon reeds eerder andere onder verdeelingen bestonden. De rechthoekige verdeeling wordt in het algemeen slechts onderbroken door de aanwezigheid van stroompjes, welke eene breedte van drie kettingen of meer hebben of die waarvan de diepte een beletsel is voor het gezamenlijk in cultuur brengen. Bij afwijking van de lengten der zijden tengevolge van de con vergentie der meridianen en van metingsfouten wordt het ontbre kende of overschietende terrein uitsluitend op de westelijkste of noordelijkste deelen in rekening gebracht. In eiken Staat heeft een „Surveyor general" het toezicht op de metingen; bij hem berust de aanstelling van landmeters, het uit vaardigen van voorschriften van specialen aard, de controle op de verschillende metingen en het aanhouden van grondregisters en kaarten. De uitzetting der „townships", „sektions" en „lots" vindt plaats zoodra een contract tot uitgifte tusschen particulieren en het Land Office is gesloten. Hierbij wordt als volgt te werk gegaan. Na aanneming van het nulpunt worden daarover uitgebakend de hoofdmeridiaan en de parallelcirkel grondlijn Op afstanden telkens van 24 mijlen van de grondlijn worden op nieuw parallelcirkels uitgezet. Op de grondlijn en op eiken der andere uitgezette parallelcirkels worden nu punten uitgezet op afstanden van 24 mijlen, uitgaande van den hoofdmeridiaan en aan weerszijden daarvan. Door elk van de aldus verkregen punten wordt, naar het noorden richtende een meridiaan uitgezet, die wordt door getrokken tot de eerste parallelcirkel, die ontmoet wordt. Men verkrijgt op deze wijze lijnen die zonder verspringing doorloopen van Oost naar West, terwijl op de lijnen die van Zuid naar Noord loopen op eiken afstand van 24 mijlen eene verspringing van den hoofdmeridiaan af plaats heeft. Op deze wijze ontstaan terreinen, „tracts", waarvan de afmetingen aan de Oost-, Zuid- en Westzijde 24 mijlen en aan de Noordzijde iets minder bedragen ten gevolge der meridiaan-convergentie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 87