88
Bij vertikale theodolietas geeft men aan den kijker eene helling
gelijk aan de zonsdeclinatiebij noordelijke declinatie moet de kijker
naar-beneden,-hij zuidelijke naar boven hellen. Stelt men de beide
kijkers in één vlak en den kleinen kijker daarna met behulp van zijn
niveau horizontaal, dan maken de kijkers onderling een hoek en
vormt de kleine kijker met de pcolas naar behooren een hoek
90° s, waarin nu verder geen verandering gebracht wordt, ook
niet als de kleine kijker om de poolas draait. Thans wordt de
kijker van den theodoliet zoo gesteld, dat zijne vizierlijn een hellings-
lioek 90° cp verkrijgt, waardoor de poolas steeds gericht zal zijn
op een punt met een zenithsafstand 90° cp, hoe men den theo
doliet ook om zijne verticale as draait.
Kan men nu den kleinen kijker op de zon gericht krijgen, dan is
de poolas gericht op een punt, dat tegelijk een zenithsafstand
90° cp en een afstand 90° S van de zon heeft, dat is dus op
de hemelpool. Het ligt voor de hand dat de nauwkeurigste resul
taten verkregen 'worden wanneer de hoek zenith-pool-zon, d. i. de
uurhoek, weinig van een rechte verschilt.
Zorgt men er voor dat de kleine kijker door draaiing om de
poolas met het viziervlak van den theodolietkijker een hoek maakt
die zoo na mogelijk gelijk is aan den uurhoek, doch iets kleiner,
dan kan men den kleinen kijker op de zon gericht krijgen door
draaiing van den alhidadecirkel. Is die gericht, dan staat de theo
dolietkijker in het vlak van den meridiaan.
Over den graad van nauwkeurigheid der meridiaanbepaling deelt
men mede dat die door prof. J. B. Johnson uit waarnemingen op
twee dagen is gevonden op 1,2' middelbare fout. t Is mij niet
bekend of die m. f. alleen is afgeleid uit hel verschil van twee
metingen met hetzelfde instrument en of er dus een regelingsfout
kan zijn overgebleven, 't Is duidelijk dat eene afwijking van den
loodrechten stand van de poolas op het vlak evenwijdig aan de
vizierlijn en horizontale as van den kijker, op de meridiaanbepaling
van zeer grooten invloed zal zijn.
Uit den stand, dien het instrument inneemt bij de meridiaan
bepaling kan tevens eene tijdbepaling worden afgeleid. De uur
hoek wordt gevormd tusschen den declinatiecirkel van de zon en
het vlak van den meridiaan, en wordt dus ook verkregen door den
hoek tusschen den kleinen kijker en het viziervlak van den theo
dolietkijker. Brengt men den laatsten kijker in horizontalen stand,