9 waarden welke aan die vergunningen worden verbonden, en behelzen strafbepalingen tegen overtreding. We willen ons daaromtrent alleen ééne opmerking veroorloven, en wel naar aanleiding van den slotzin van art. 11 1: „Na opzegging of intrekking eener vergunning of na het verstrijken van den termijn, waarvoor een vergunning is verleend, moet, binnen een door Onzen Minister voornoemd te bepalen tijd, door hem, aan wien de vergunning was verleend, of door zijne rechtverkijgenden, het gemaakte of geplante worden opgeruimd en het zomer- of winterbed in den vorigen of wel in een naar het oordeel van den Minister voldoenden toestand worden gebracht". De bedoeling van de laatste zinsnede is zonder twijfel, dat de Minister genoegen kan nemen met een gedeeltelijke opruiming der gemaakte werken, mits langs dien weg een toestand kan worden verkregen, die voldoet aan de eischen door het rivierbeheer gesteld, doch denken we ons eens het geval we willen 't wel hij voorbaat onwaarschijnlijk noemen dat de Minister van hem aan wien de vergunning was verleend, of van zijn rechtverkrijgenden, verlangde een toestand in 't leven te roepen, waarvoor ook opruiming noodig werd van werken of gronden die reeds voor de vergunning aan wezig waren, dan zoude de betrokken oeverlandeigenaar, in deze wet geen grond voor verweer kunnen vinden. De artt. 12 a 15, dragende een uitsluitend publiek-rechtelijk karakter zouden we geheel kunnen laten rusten als ze niet een belangrijke wijziging brachten in de tegenwoordig gebruikelijke maat regelen. Tegenwoordig is het Waterstaatsbestuur verplicht, vóór het de noodig geoordeelde rivierwerken voor Rijksrekening doet aanleggen, de betrokken oeverlandeigenaren uit te noodigen, zulks voor hunne rekening te doen. Zooals boven reeds is opgemerkt, kan het achterwege laten van deze formaliteit, den Staat komen te staan op het verlies van zijn rechten op de aanwassen. Het Waterstaatsbestuur zorgt er daarom altijd voor, dat de genoemde particulieren, bij gezegeld geschrift verklaren niet genegen te zijn om voor hunne rekening, de, in dat geschrift nauwkeurig aange duide, werken aan te leggen. Wil de eigenaar, zooals een enkele maal voorkomt, die verklaring niet onderteekenen, dan wordt zij per deurwaarder aangeboden, en treedt een afschrift van diens exploit, in de plaats van de verklaring. Zooals de Memorie van Toelichting zegt, heeft de praktijk niet

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1906 | | pagina 9