de Nederlandsche collega's en de Pruisische bij lange zoo groot
niet is, als het 'oordeel der schrijvers zou doen vermoeden. Grif
geef ik toe dat het examen-programma in verschillende Duitsche
Staten, breed uitgesponnen als het is, tegenóver de sobere lijst
van ons program, een fraai figuur maakt, maar merk er dadelijk
bij op dat, moge ons program expliciet niet veel doen zien, toch
bij nader ingaan op de zaak, blijkt, dat vooral thans, in de «bekend
heid met alle werkzaamheden tot instandhoudiug en vernieuwing
van het kadaster», een goede dosis voorstudie ligt opgesloten.
Bij goede voorschriften betwijfel ik niet, dat bijna alle jongere, en
gelukkig ook vele oudere collega's, weinig moeite zouden hebben
zich spoedig in de rekenmethodes tehuis te gevoelen.
Waar de Heer Hoffmann een ongunstig oordeel uit over de
mate van kennis der collega's bestaat eenigzins de kans dat «het
zoo erg niet is bedoeld». Als een boom vele vruchten geeft,
komen er soms wel eens misgewassen bij voor! Bij den over
stelpenden ideënstroom van den Heer Hoffmann, is het denk
baar, dat deze uiting behoort tot les défauts de ses qualités.
Met den heer de Vos is het geval echter anders. Bij ver
schillende zijner opstellen ook in zijn leerboek over de lagere
geodesie vermijdt hij, zoo mogelijk, elke rekenwijze die niet
steunt op de meer elementaire kennis, al wordt zijn bewijs voering
er dan ook soms langdradig door. Bij hem dus wel de vaste
overtuiging omtrent het lage wetenschappelijk peil van de lezers
voor welke hij schrijft.
Ik durf in gemoede aan de heeren de vraag stellen:
«Waart gij beiden, op het tijdstip dat gij Uw examen deedt,
«even goed op de hoogte van de kadastrale wetenschap als ge
«thans zijt?»
«En ge kunt toch niet veronderstellen, dat gij met U beiden
«de uitzonderingen in het corps vertegenwoordigt?»
Immers neen! dezelfde drang om op de hoogte van den tijd
te blijven, die U dreef tot voortgezette studie, bestaat gelukkig
bij de overgroote meerderheid der jongeren, en bij vele ouderen
met U.
En dan nog! Beheerscht de bedrevenheid in het werken met
formules wel de kwestie? Komt het niet veel meer aan op de
bedrevenheid en practische handigheid van de velen die het werk
op het terrein moeten uitvoeren? op de volle bereidheid tot wat
g8