"7
vaste punten, waaraan alle metingen verbonden kunnen worden
en vermeerdering van den arbeid door noodzakelijke controle
metingen, maken de duurte van een goed kadaster uit.
Een goede techniek veroorzaakt de kosten niet de meerdere
of mindere bewijskracht inzake eigendomsgrenzen, die juristen al
of niet aan een goed kadaster willen hechten.
Eindelijk wordt door de redactie T. 1906, blz. 170, reeds dade
lijk beslist ontkennend beantwoord de vraag:
«of het kadaster met bewijskracht de moeite en de kosten
«waard zijn aan de oprichting en de bijhouding er van verbonden.»
Deze verklaring uit den mond van de Heeren H. en de V.
verbaast mij meer dan die indertijd van den Heer v. Iterson op
de Verg. Not. Ver. (sten. versi. blz. 71):
«Al kon ik een kadaster met bewijskracht voor niets bekomen,
«al had ik het slechts voor het oprapen: ik zou zeggenlaat het
«liever liggen.»
Die uitdrukking is sterker, doch in den mond van iemand, die
voortbouwt op een reeds genoemde onjuiste praemisse honderd
maal begrijpelijker dan de eerste verklaring, waar die geuit wordt
door mannen, die zooveel jaren aan de spits stonden, waar het
gold te strijden voor ingrijpende verbeteringen van ons kadaster
en de onjuistheid dier praemisse ten volle kennen en erkennen.
(T. 1906 blz. 165.)
Niet genoeg kan hierop de nadruk gelegd worden.
Tot zoover is het redactioneel artikel één groot pleidooi tegen
het kadaster met bewijskracht in het algemeen.
Alle zeilen zijn bijgezet en geëindigd wordt, zooals wij zagen,
met de beantwoording in ontkennenden zin van de vraag: «of
«het kadaster met bewijskracht de moeite en de kosten waard
«zou zijn aan de oprichting en de bijhouding ervan verbonden».
In wat verder volgt van af blz. 170 T. 1906 is het onmogelijk
een logische gedachtengang te bespeuren.
De red. neemt eerst den schijn aan, iets te willen doen voor
het kadaster met bewijskracht, doch haast zich dien indruk weer
weg te nemen. Ze wil hier als het ware trachten elk wat wils