11,
eenvoudig alle kadastrale perceelen binnen een zekeren kring als tiendplichtig
aangeven. De belanghebbenden bij die perceelen, waarop geen tiendlast
drukt, zullen waarschijnlijk weinig acht geven op de aankondigingen van
de tiendcommissiënde nederlegging van de in art. 32 van het ontwerp
bedoelde lijst zal zoodoende aan hunne aandacht ontgaan en zoo scheen
het allerminst onwaarschijnlijk, dat zij eerst wanneer het te laat is tot de
ontdekking komen, dat het een of ander tiendvrij perceel als tiendplichtig
is aangemerkt.
In het regeeringsantwoord wordt hiertegenover het volgende
opgemerkt:
Dat de termijn van negentig dagen, waarbinnen de aangifte op verbeurte
van recht geschieden moet, niet voldoende zou zijn, meenen de onder-
geteekenden te mogen ontkennen. Gelijk reeds in de Memorie van Tc e-
lichting werd uiteengezet, mag bij dien termijn gerekend worden de tijd,
die verloopen zal tusschen de plaatsing der wet in het Staatsblad en het
oogenblik van in werkingtreden. Dit tijdstip is thans vastgesteld op 1 Januari
1909, zoodat den heffers genoeg tijd wordt gelaten, de gegevens voor
hunne aangifte te verzamelen. Terstond na de plaatsing der wet in het
Staatsblad zal aan het voorschrift van artikel 27 in zeer ruime mate publiciteit
gegeven worden. In verband met een en ander meent de Regeering, dat
de termijn van negentig dagen kan worden gehandhaafd en dat het niet
noodig is, in te gaan op de in het Voorloopig Verslag geopperde denkbeelden
om een prikkel tot spoedige aangifte te verschaffen, door den interest,
bedoeld in artikel 3, met de aangifte in verband te brengen en om, voor
bepaalde gevallen, bijv. bij langdurige afwezigheid, den termijn van 90 dagen
te verlengen. In geval van langdurige afwezigheid, dus mag bovendien
worden aangenomen, zullen des heffers belangen altijd wel door eene notaris
of administrateur worden waargenomen.
Niettegenstaande de blijkens het Voorloopig Verslag gerezen bedenkingen,
kunnen de ondergeteekenden geene genoegzame aanleiding vinden, het
systeem te laten varen, dat zij, ten aanzien van de wijze, waarop
de heffers hun recht zullen hebben aan te geven, in de Memorie van
Toelichting hebben ontwikkeld en dat bij algemeenen maatregel van
bestuur nader zal worden uitgewerkt. Het gansche wetsontwerp is op
getrokken in den gedachtengang, dat de schadeloosstelling en de tiendrente
perceelsgewijze worden berekend; in dien gedachtengang past geheel de
aan de heffers te stellen eisch, de kadastrale perceelen op te geven, waarop
hun tiendrecht drukte. Konden de heffers volstaan met aanduiding van
de grenzen van den tiend, de gansche last om van alle tienden, in het
tienddistrict gelegen, na te gaan, op welke kadastrale perceelen zij gevestigd
waren, zou op de tiendcommissiën gelegd worden. Dit ware de werkzaam-