Horstmann, Kanngiesser, Marring, Mooy, Pieters, Pollen,
de Ruiter en van der Voort. (11)
De Heeren: Blom, van der I.inde van Sprankhuijzen,
Smit, de Vos, J. H. de Wal en Zijlstra (6) hielden zich
buiten stemming.
De Heeren: Cornelissen, J. F. van Dijk, O. Eisinga,
J. Holthuizen, Kalkman en Staal (6) waren bij de stemming
afwezig.
De Voorzitter vraagt thans, of alsnog op grond van den uitslag
dezer stemming aan de St. C. zal worden medegedeeld, dat de
Vereeniging vasthoudt aan haar wensch tot invoering van een
kadaster met bewijskracht, welke vraag bevestigend wordt be
antwoord.
Bij behandeling van punt D wordt, na bevestigende beantwoor-
diging van onderdeel a, eenige discussie gevoerd over onderdeel b.
De Heer Vruggink acht het in de eerste plaats noodig, dat
de bemoeiingen van de te benoemen commissie zullen gericht
zijn op de belangen der jongere landmeters, die nu veel te lang
op een klein tractement blijven staan.
De Heer ten Braak vraagt, of de commissie, die in 1897/9
werkzaam was, weer bereid zou zijn de noodige werkzaamheden
uit te voeren.
De Voorzitter moet er op wijzen, dat dit niet mogelijk is,
omdat niet alle leden dier oude commissie meer in leven zijn.
De Heer Vierkant, indertijd voorzitter dier commissie, is reeds
voor eenige jaren, overleden.
De Secretaris vestigt de aandacht op de financieele zijde van
de kwestie. De werkzaamheden der commissie van 1897/9 hebben
belangrijke offers van de vereenigingskas gevergd, die toen tot
geen moeilijkheden hebben aanleiding gegeven, omdat zij konden
worden bestreden uit een belangrijk batig saldo. Thans is de
toestand der geldmiddelen niet zoo rooskleurig, zoodat de beoogde
maatregelen aanleiding zouden kunnen geven tot kosten, die op
buitengewone wijze zouden moeten worden vergoed.
Deze geldvraag blijkt de vergadering niet af te schrikken.
De Heer van Ameijden zou de commissie om spoed willen
verzoeken, opdat zij de uitkomsten harer werkzaamheden nog
voor de aanstaande Staatsbegrooting zou kunnen indienen.
148