De Heer W. J. de Haan wijst er op dat zulks onmogelijk is.
De Voorzitter merkt nog op, dat de te benoemen commissie
het bestuur zal voorlichten en dat het op te maken voorstel alsnog
in een algemeene vergadering zal worden behandeld.
Na deze discussiën wordt onderdeel b aangenomen.
De Heer Wagemaker deelt mede, dat, naar aanleiding van
de circulaire der Haagsche landmeters, van 13 hier niet aanwezige
leden, betuigingen van adhesie met de strekking der memorie bij
hem zijn ingekomen en vraagt of het mogelijk is de namen dier
leden alsnog in 't verslag dezer vergadering te vermelden.
Deze vraag door den Voorzitter aan de vergadering voorgelegd,
wordt bevestigend beantwoord.
De leden die dergelijke adhesiebetuiging aan den Heer Wage
maker deden toekomen, zijn de Heeren: van Baars, van
Berckel, van Beurden, H. M. L. Bingen, van den Briel,
van Eek, Hornix, de Koningh, J. M. H. Pollen, H. R.
Pijls, van Roosmalen, Schavier en Veenhuijsen.
De Heer Hoffmann merkt nu op, dat de beslissing omtrent
de motie bewees, dat de leden der vereeniging niet instemmen
met de beginselen door de redactie ontvouwd in «Het Kadastrale
Vraagstuk), dat alzoo de redacteuren zich verplicht gevoelen
hun taak neer te leggen. Ook namens den Heer de Vos
verklaart hij zich evenwel bereid, de functiën te blijven waar
nemen tot het tijdstip, waarop het bestuur, dat thans ruimschoots
van werk is voorzien, de redactioneele werkzaamheden zal kunnen
overnemen.
De Voorzitter gaat met de redacteuren niet mede in hun
gevoelen. Hij gelooft dat de vergadering, zonder de Heeren
Hoffmann en de Vos persoonlijk te willen treffen, slechts heeft
willen te kennen geven, dat zij het niet eens is met de strekking
van 't opstel «Het Kadastrale Vraagstuk». Zij zouden dus de
redactie kunnen blijven voeren door eenvoudig het onderwerp
dat zij in 't bewuste artikel hebben behandeld, verder te laten
rusten. (Vindt, blijkens eenige protesten, niet algemeeo bijval.)
De Redacteuren meenen op het voorstel van den voorzitter te
kunnen ingaan, indien zulks na een te houden stemming ook het
gevoelen der leden zou blijken te zijn.
De Heer Hondius merkt op, dat de voorziening in de redactie
een punt der agenda van de eerstvolgende jaarvergadering behoort
149