159
Ten behoeve van eene algemeene herziening van het belasting
stelsel werden in 1896 en 1897 verschillende wetsontwerpen
ingediend: over invoerrechten, accijns op gedistilleerd, inkomsten
en vermogensbelasting en één betreffende den overgang der
directe belastingen aan de gemeenten.
De financieele nood der gemeenten was in het laatst der vorige
eeuw steeds toegenomen, als gevolg van de kosten, verbonden
aan de uitvoering van rijkswetten door de gemeentebesturen.
Op voorbeeld van Pruisen had het ontwerp ten doel afstand
aan de gemeente van 3A der belasting op het gebouwd en V3 der oude
grondbelasting, benevens de geheele nieuwe grondbelasting. Na
langdurige beraadslagingen en het indienen van tegenontwerpen
door de Tweede Kamer, die ook den afkoop der tienden in de
ontwerpen wenschte te zien opgenomen, volgden ook nog tegen
ontwerpen van de Eerste Kamer.
Na eindelooze debatten, onderzoek door commissiën en onder
handelingen, kwam het eindelijk tot een compromis, waarvan het
resultaat is opgenomen in een viertal wetten van 15 Mei 1903.
Deze hielden in: de belasting op de grondeigendommen naar
hunne waarde, de inkomsten- en vermogensbelasting, de regeling
der gemeentefinanciën en de opheffing der tienden.
Voornamelijk de eerste wet levert voor ons een onderwerp van
belangstelling.
Daaraan wordt het volgende ontleend.
Van 1 Juli 1904 af vervallen de verschillende belastingen op
grondeigendom en gebouwen en wordt er ten behoeve van den
Staat een belasting naar de waarde van den grond geheven.
Alle perceelen worden geschat; daarbij komen niet in aanmerking
vruchten, inventaris, machinerieën en bedrijfsmateriaal, wel echter
al het andere wat aard- of nagelvast is.
De waarde wordt uitgedrukt in een veelvoud van honderd
kronen.
Deels worden de werkelijke koopprijzen, deels schattingen voor
hypotheek in aanmerking genomen; voor verhuurde eigendommen
wordt met den huurprijs rekening gehouden.
Vijf jaren na de eerste schatting volgt eene nieuwe, daarna
vindt om de 10 jaren eene nieuwe schatting plaats.
Herschatting binnen deze termijnen kan geschieden op kosten
der belanghebbenden.