167
niet altijd voldoende werkt; een particuliere bewakingsdienst als
op sommige plaatsen naast de politie is ingesteld, heeft echter
zoozeer onze instemming, dat wij hem in overweging geven, eer
tijds was hij van zoodanige instelling een voorstander, er ongeacht
zijn zelfvertrouwen, niet met geringschatting op neer te zien.
Merkwaardig is het volgende betoog van den heer Meijer,
(bldz. 98):
Met den heer de Vos is het geval echter anders. Bij verschillende
zijner opstellen ook in zijn leerboek over de lagere geodesie
vermijdt hij, zoo mogelijk, elke rekenwijze die niet steunt op de
meer elementaire kennis, al wordt zijn bewijsvoering er dan ook soms
langdradig door. Bij hem dus wel de vaste overtuiging omtrent het
lage wetenschappelijk peil van de lezers voor welke hij schrijft.
„Ik durf in gemoede aan de heeren de vraag stellen
Waart gij beiden, op het tijdstip dat gij Uw examen deedt, even
goed op de hoogte van de kadastrale wetenschap als ge thans zijt?
En ge kunt toch niet veronderstellen dat gij met U beiden de
uitzonderingen in het corps vertegenwoordigt?
„Immers neen dezelfde drang om op de hoogte van den tijd te
blijven, die U dreef tot voortgezette studie, bestaat gelukkig bij de
overgroote meerderheid der jongeren, en bij vele ouderen met U.
,-,En dan nog! Beheerscht de bedrevenheid in het werken met
formules wel de kwestie Komt het niet veel meer aan op de be
drevenheid en practische handigheid van de velen die het werk op
het terrein moeten uitvoeren? op de volle bereidheid tot wat men
noemt „payer de sa personne", méér zeg ik, dan op eene als in Duitsch-
land, te ver gedreven academische Bildung, die de lust en geschiktheid
tot het meer werkdadige verstikt, en waarover in menigen Duitschen
staat klachten opgaan!
„Ik heb gezocht naar de redenen die de schrijvers er toe brachten,
de bruikbaarheid der collega's zoo laag aan te slaan. Hebben zij
gedacht dat men zijn vrienden op (vermeende) tekortkomingen moet
wijzen Dan is toch waarlijk de manier om aan vrienden tekort
komingen, zoo goed als op de openbare straat onder het oog te
brengen, min of meer onhebbelijk.
„Ik vrees dan ook dat zij, in plaats van op dankbaarheid voor
hunnen onderstelden vriendendienst te mogen rekenen, wel eens kans
hebben hun daad te zien qualificeeren, als een uiting, die niet vrij
is van aanmatiging."
Met betrekking tot het standpunt door den Heer de Vos