168
ingenomen in zijn leerboek over de lagere geodesie, kan gewe
zen worden op een precedent.
Zoover ons bekend heeft een buitenlandsche voorganger hier
voor nooit aan verguizing bloot gestaanintegendeel, de hulde
die hem rechtmatig toekwam, is hem nooit onthouden, werd hem
in ruime mate gebracht.
De Heer Meijer bladere eens door: F. G. Gauss. Die trig,
und polyg. Rechnungen in der Feldmesskunst. 1876, mis
schien oordeelt hij dan wat milder, ziet er wellicht zelfs van af
langer onze ambtelijke ijdelheid te vleien, ten koste van de
nog altijd uitgebleven, zoozeer noodige wetenschappelijke opleiding
van ons korps.
De kwestie wordt niet beheerscht door de bedrevenheid in het
werken met formules, maar ook niet enkel en alleen door practische
handigheid.
Voor het zich eigen maken van het een, zoowel als van het
ander, missen wij een leerschool; hierop kan niet genoeg de
aandacht worden gevestigd; de eisch om spoedige voorziening in
deze leemte kan niet dikwijls genoeg worden herhaald.
Als de redactie nu waarschuwt tegen de dwaasheid iets te
ondernemen, waarvoor men te voren niet behoorlijk werd onder
legd, is zij noch onhebbelijk, noch aanmatigend; toont zij inte
gendeel zich hare roeping bewust, treedt zij eerlijk op.
Wij vroegen (Jrg. XXII. 1906, blz. 210):
„Staat het begrip „kadaster met bewijskracht" voldoende vast, om
daarmede de instelling te omschrijven die men begeert?"
De Heer Colpa vindt naar het schijnt deze vraag tamelijk
ongerijmd (Zie Jrg. XXIII 1907 blz. 127 en v.v.), in het licht
der uitspraak van den heer Gombault (blz. 104):
„Waar aanwijzing op de kaart te kort mocht schieten, zal een om
schrijving op de veldaanteekeningen (die in de bewijskracht deelen),
de leemte kunnen aanvullen,"
is dit toch heusch niet het geval.
Wanneer wij de uitdrukking «bewijskrachtige kaart» gebrui
ken, bedienen wij ons van eene zegswijze, welke het begrip
«bewijskracht» voor het publiek, voor de groote massa toegan
kelijk maakt.
De veldaanteekeningen deelen niet in de bewijskracht, maar