193
opbrengst van niet minder dan 600.000, en breng dat in verband met
de opmerking, van onze zijde in het Voorloopig Verslag gemaakt:
„Met name meende men te weten, dat de belastbare opbrengst van
eenvoudige arbeiderswoningen, 1 per week huur doende, voor verschil
lende plaatsen zeer uiteenloopend is gesteld. In Utrecht zou die opbrengst
zijn geschat op 50, in 's Hertogenbosch op f 40 en in Tilburg op
25 a 30."
Zoo is van onzen kant een enkel cijfer in het Voorloopig Verslag op
genomen. Waarom slechts een enkel cijfer In de eerste plaats omdat
het voor een lid van de Kamer zeer moeilijk is, om over het gansche
land tot betrouwbare cijfers te komenin de tweede plaats, omdat een
enkel voorbeeld, als het mocht worden bevestigd, voor den Minister vol
doende is, om ook in andere districten of voor het geheele land een
dergelijk onderzoek te doen instellen, niet alleen loopende over de aller
minste soort van woningen van 1 weekhuur, maar ook over arbeiders
woningen van zwaarder huurburgerwoningen enz. De enkele cijfers die
wij opgaven, zijn door den Minister verklaard en bevestigd.
Wij moeten nu aannemen, dat er ongelijkheid bestaat tusschen de
schattingen in de verschillende districten en er is in de cijfers, door de
Regeering zelf verstrekt, aanleiding genoeg, om de vraag te stellen, of wij
met de schatting volgens deze nieuwe wet in zee kunnen gaan.
Het gegeven voorbeeld is zeer eenvoudig en het is den Minister niet
moeilijk geweest, deze gevallen in de drie genoemde districten na te gaan.
Nu ware het mij aangenaam geweest, indien wij van den Minister ge
hoord hadden, dat die opgegeven cijfers onjuist waren, dat men in het
een en in het ander district naar dezelfde methode heeft gewd¥ktdan
zou men mogen aannemen, dat althans voor deze soort van woningen in
het gansche land een vaste regel was gevolgd. Men zou dan kunnen
zien, dat er in de wijze van werken van de verschillende schattingscom-
missiën een doel zat, dat ook door de hoofdcommissie streng in het oog
is gehouden. Dan konden wij ook voor de andere woningen op deze
schatting ter zeil gaan.
De Minister heeft nu het verschil verklaard en aannemelijk gemaakt,
hoe men tot verschillende schattingen is gekomen. Men heeft ook wel
gezien, dat de schattingscommissiën zich rekenschap weten te geven van
haar daden en dat zij met ernst hebben gewerkt. Ik heb dat met ge
noegen vernomen.
Maar niet is ontkend kunnen worden, dat in Utrecht inderdaad
krotten, die 1 in de week doen, gesteld zijn op 50 huurwaarde
dat in den Bosch 40 als regel is genomen en in Tilburg 25 a 30.
Het verwondert mij niet, deze cijfers van den Minister te hooren, want
voordat wij ze hebben opgegeven aan de Commissie van Rapporteurs,