196 in dit jaar worden ingediend het ontwerp van wet, dat thans in behan deling is. Art. 35 zegt, dat in het jaar volgende op dat waarin de her ziening is afgeloopen, dat is geweest in 1906, de uitkomsten van de herziening moeten worden aangeteekend, dus in 1907, terwijl dan vóór den aanvang van 1908 bij de wet wordt vastgesteld het bedrag van de te heffen belasting. Ik ben hier dus door de indiening van het voor ons liggende wetsontwerp te bevorderen, eenvoudig nagekomen een dwingend voorschrift van de wet. Indien mij, hoe dan ook, zou zijn gebleken dat er fouten bij de schatting gemaakt waren, dan had ik dat aan de Kamer kunnen mededeelen, maar dan zou ik toch deze wet hebben moeten indienen. Voorts gelieve men niet te vergeten, dat er groot onderscheid bestaat tusschen hetgeen in 1904 geschied is en hetgeen nu zou gebeurd zijn, indien ik aanleiding had gevonden aan de Kamer voor te stellen de be slissing, die hier thans voorligt, te verdagen. Toen gold het de methode van schatting, een wijziging in de wet. Toen was men er niet ontevreden over, dat de commissiën hier anders hadden geschat dan daar, maar toen zeide men: de wijze, waarop geschat wordt en moet worden volgens de wet, deugt niet; zij is onuitvoerbaar. Daarover kwamen klachten, en toen is de Regeering gekomen met een voorstel om de schatting der hoeven geheel en al opnieuw te doen plaats hebben. Hier doet zich echter iets dergelijks niet voor. Tegen de methode van schatting is geen enkel be zwaar ingekomen en er bestond dus ook voor mij inderdaad geen enkele reden om iets voor te stellen in den geest als de geachte afgevaardigde schijnt te meenen, dat ik had kunnen doen. Neen, ik mocht en kon niet anders handelen dan ik gedaan heb. Er bestond voor mij niet de minste reden om anders te handelen, en wan neer ten slotte de geachte afgevaardigde vraagt of ik het naar aanleiding van het Verslag in drie gemeenten ingestelde onderzoek zal voortzetten, dan is dat een vraag, die bij mij in overweging kan komen, maar waar omtrent ik mij niet bepaald wensch te binden, want zulk een onderzoek ligt volgens de wet eigenlijk niet op mijn weg. Wanneer blijkt dat de wet niet richtig is uitgevoerd - ik heb volstrekt geen reden om dat aan te nemen, maar stel nu eens het geval dan zullen zeker de klachten niet achterwege blijven en dan zullen natuurlijk die klachten worden onder zocht, maar een werk als dit, dat tien jaren heeft geduurd, nog eens weer te gaan doen, laat ons daaraan niet roekeloos beginnen, want dat zou schatten geld kosten zonder evenredig nut. Waar ook de hoofdcommissie met zorg is werkzaam geweest, is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de uitkomsten van den ver richten arbeid, altijd voor zoover dergelijk werk, over het geheele Koninkrijk verricht, juist kan zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1907 | | pagina 198