Bebossching en Ontginning.
199
Bij Kon. Besluit van 27 Juli 1907 N». 76 wordt het volgende bepaald
A. i°. Iedere gemeente die, naar het oordeel van het Staatsbosch-
beheer, eene voldoende uitgestrektheid voor bebossching en ontginning
geschikte gronden bezit, kan zich voor het verkrijgen van een renteloos
voorschot wenden tot den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel.
Eenige gemeenten kunnen zich ook vereenigen en zoodanige vereeniging
kan mede van Staatswege worden aanbevolen.
Bij de aanvrage wordt overgelegd eene kaart der gronden met be
schrijving en vermelding van hunne grootte.
2°. De aanvrage wordt door het Staatsboschbeheer onderzocht en de
uitslag van het onderzoek ter kennis gebracht van de gemeente.
30. Is deze uitslag gunstig, dan wordt, in overleg met het gemeente
bestuur, door het Staatsboschbeheer een ontginningsplan opgemaakt. Dit
plan wordt uiterlijk om de tien jaren herzien.
40. Na de vaststelling van het plan wordt het te verleenen jaarlijksch
renteloos voorschot bepaald. Dit bedraagt ten hoogste 120 per H.A.
en niet meer dan 80% der ontginningskosten. Het moet binnen vijftig
jaren worden teruggegeven.
B. Met goedkeuring van Gedeputeerde Staten der betrokken provincie
wordt daarna een contract opgemaakt, waarbij de gemeente zich verbindt
a. het werk onder Staatstoezicht uit te voeren overeenkomstig het ont
ginningsplan en de in aansluiting daarmede opgemaakte door het Staats
boschbeheer goedgekeurde, jaarlijksche werkplannen;
b. met de leiding van het werk te beiasten hetzij boschwachters bij
het Staatsboschbeheer, hetzij personen, die 'in overleg met dat beheer
worden aangesteld en bezoldigd;
c. de gronden en bebosschingen te stellen onder voortdurend Staats
toezicht; geen veilingen te doen zonder goedvinden van het Staatsbosch
beheer en den kaal geslagen grond weder overeenkomstig een door dit
beheer goedgekeurd bedrijfsplan te bebossclien
d. het voorschot op tijd terug te geven
e. van de exploitatie eene afzonderlijke rekening te houden en alle
kosten dus ook de bezoldiging der boschwachters te dragen,
behalve die der Staatsbemoeiing.