Schriftelijk Werk Registratie-examen.
No. 7. Hypotheken en Kadaster.
Den 10 Januari 1904 werd het perceel land in de gemeente
X sectie D n°. 20 geveild in twee behoorlijk afgepaalde gedeel
ten, nl. een noordelijk, groot circa 14.00 aren, en een zuidelijk,
groot circa 12.35 aren> welke werden toegewezen, het eerste aan
A, het andere aan B.
Bij de daarop gevolgde splitsing van het perceel werd aan het
noordelijk deel het nieuwe nummer 21 o en aan het zuidelijk deel
het nieuwe nummer 211 gegeven, waarvan het eerstgenoemde
ten name van A, het laatstgenoemde ten name van B werd ge
steld in den kadastralen legger.
Ruim een jaar daarna bleek aan A, dat de bij de veiling
bestaan hebbende afpaling, vóór de opmeting en splitsing van
sectie D n°. 20, door B wederrechtelijk ten eigen voordeele was
gewijzigd, ten gevolge waarvan een gedeelte van het door A
gekochte opgemeten was bij het nieuwe nü. 211, dat B geheel
in bezit nam. Dit gedeelte werd nu door A als zijn eigendom
in rechten van B opgevorderd, waarop de rechtbank te X bij
een, in kracht van gewijsde gegaan vonnis dien eisch toewees,
uitsprak voor recht, dat A eigenaar is van bedoeld gedeelte en
mitsdien B veroordeeldè het te ontruimen en ter vrije beschikking
van A te stellen. A is echter niet-ontvankelijk verklaard in het
tevens door hem geëischte, dat de rechtbank den hypotheekbe
waarder zal gelasten, tegen overlegging van een afschrift van
het vonnis, het bedoelde gedeelte ten zijnen name over te boeken
in den kadastralen legger.
Het geheele perceel sectie D n°. 211 was door B hypothecair
verbonden ten behoeve van E tot zekerheid van geleend geld.
Gemotiveerd antwoord wordt verzocht op de volgende vragen
i°. Is gemeld vonnis al dan niet aan overschrijving ten hypo-
theekkantore onderworpen
2°. Wat heeft A te doen ten einde de boeking te zijnen name
in den kadastralen legger van vorenbedoeld gedeelte te verkrijgen
en welke is naar de kadaster-voorschriften de gang van
zaken tot die boeking toe?
30, Wat is rechtens ten aanzien der hypotheek van E?
201