daarom gaf het Bestuur zijne persoonlijke meening aan de
Staatscommissie te kennen, zooals U straks uit het verslag zal
blijken.
Het spreekt van zelf, dat het Bestuur hier uit noodzaak han
delde, doch het is overtuigd, dat eene toelichting meer indruk
zal maken, als het Bestuur een vervolgschrijven aan de Staats
commissie zal mogen richten, waarin aan haar meer uitvoerig het
gevoelen der vergadering over dit punt kan worden medegedeeld.
Om deze redenen is dit onderwerp wederom op de agenda
geplaatst en ons geacht medelid, de heer R. A. de Wal, heeft
zich bereid verklaard dit punt in te leiden.
Verder wordt aan Uw oordeel onderworpen de vraag, of het
aanstellen van vaste arbeiders voor den gewonen velddienst
gewenscht is. Bij punt i) 2° der agenda zullen de redenen op
gegeven woiden waarom het Bestuur dit punt thans aan de orde
heeft gesteld.
Wat den finantieelen toestand der vereeniging betreft, daarover
kunnen wij, met het oog op de vele onkosten, die het Bestuur
in het afgeloopen vereenigingsjaar heeft moeten maken, tevreden
zijn, doch de grootste onkosten zullen op de rekening van het
loopende jaar moeten geboekt worden, en daarom meen ik thans
reeds te moeten wijzen op de mogelijkheid, dat in eene volgende
vergadering middelen moeten beraamd worden tot versterking
der inkomsten van de kas der vereeniging.
In het afgeloopen jaar heeft de vereeniging het verlies te
betreuren van twee harer achtenswaardige leden, die haar door
den dood ontrukt werden, namelijk de heeren van Kan en
Roegholt.
Beide heeren hebben het hunne bijgedragen om den bloei der
vereeniging te bevorderen en daarom moge hunne nagedachtenis
door de leden der vereeniging in eere gehouden worden.
En thans M. H. open ik deze algemeene vergadering en hoop
ik, dat de gevoerde discussien en besluiten der vergadering
goede vruchten mogen afwerpen in het belang der Vereening en
dat harer leden.
Voor de notulen der vorige vergadering wordt verwezen naar
het verslag, opgenomen in aflevering 3 jaargang 1907 van het
tijdschrift.
2og