Hij bewijst echter slechts, geheel onnoodig, dat personen buiten
de Vereeniging gedacht hebben aan en gesproken over directe,
algemeene vernieuwing.
De Vereeniging zelf heeft beslist nooit aangedrongen op directe,
algemeene invoering van een kadaster met bewijskracht.
Overigens levert de Heer de Vos een kalm, bezadigd betoog
teri bewijze, dat het mogelijk is, bij onveranderde argumenten,
zelfs bij ontstentenis van nieuwe gezichtspunten, over eene zaak
toch een andere meening te krijgen.
Mogelijk zou hij, die zich nooit veel geuit heeft over een ka
daster met bewijskracht, bij menigeen succes hebben, hadde hij
zich niet solidair verklaard met den Heer H., door onderteekening
van het veelbesproken opstel «het Kadastrale Vraagstuk» en
werd zijn effect niet geheel bedorven door de uitingen van zijn
vennoot, den Heer H. in de «Haagsche motie» blz. 164 en v. v.
Aan den Heer Hoffmann:
De Heer Colpa blijft er bij, dat ieder deskundige in hoofd
trekken weet, wat men bedoelt met een kadaster met bewijskracht.
Hij is en blijft voorstander, ofschoon geen voorvechter.
Waarom heeft de Heer Colpa zich zoo verbazend veel over
bodige moeite gegeven om het bewijs te leveren, dat de Heer
H. vroeger iets anders verkondigde dan thans?
Omdat de Heer Colpa het nuttig oordeelde, voor iedereen
duidelijk te maken: de mate der bekeering van den Heer H. in
de hoop, dat meenigeen met hem tot de conclusie zal komen,
dat het minstens gevaarlijk is veel waarde te hechten aan be
weringen, hoe stellig ook geuit van iemand, die tot zijn 47ste jaar
(Terugblik 1903) met zooveel geestdrift schreef en sprak over
eene zaak, die hij nu voor «illusie» en «zoo dood als een pier»
verklaart.
De Heer Colpa is nooit illusionist geweest in dien zin, dat hij
eene spoedige invoering van een kadaster met bewijskracht
verwachtte.
Hij heeft slechts één persoon gekend, die heeft durven uiten,
dat het tot stand komen van dat ideaal aanstaande was.
Diepersoon was de HeerHoffmann, in 1903 op 47-jarigen leeftijd.
Waren de geschriften uit de vorige eeuw, waarvan in de 3 e ail.
1907 citaten, nu gretig, zij het ook niet snedig, door hem te
berde gebracht, den Heer H. vóór 1903 onbekend?
221