De Heer Gombault deelt mede, dat hij door afwezigheid, nog
slechts vluchtig had kennis genomen van de laatste tijdschrift
aflevering, doch er reeds voldoende van had gelezen, om aan
't verweer van den Heer Colpa nog te kunnen toevoegen, dat
de Heer Hoffmann, van een «figuur» in onze zaak, geworden
is tot een «treurige figuur».
Hij gelooft, dat het laatste artikel van diens hand onbescheiden
en onjuist moet genoemd worden, t Was onbescheiden, zich te
beroepen op allerlei, in intiemen kring behandelde zaken, en die
aldus zonder machtiging van het bestuur openbaar te maken,
't Is onjuist, dat de besprekingen over opleiding te Wageningen
indertijd afgesprongen zijn door de schuld van het Bestuur. Spreker,
die toen Voorzitter was, durft verklaren, dat dit uitsluitend lag
aan de omstandigheid, dat de Hoogere Landbouwschool te W age-
ningen voor de opleiding van landmeters niet was ingericht.
De vraag van den Heer Hoffmann, waarom 't bestuur niet
krachtig met de Redactie samenwerkte in zake ruilverkaveling,
wil hij beantwoorden met er op te wijzen, dat het Bestuur steeds
tot eisch stelde, dat de Redactie eerst de noodzakelijkheid van
activiteit in die richting aantoonde, door openbaarmaking van de
resultaten van haar onderzoek.
De Heer van der Veur betreurt het gekijf en twistgeschrijf,
dat zich in den laatsten tijd in den boezem onzer Vereeniging
voordoet en vraagt zich af, wat daarvan de reden kan zijn. Van
't meerendeel onzer leden zijn de opvattingen omtrent een kadaster
met bewijskracht zeker niet zoo belangrijk en zoo snel gekenterd
als de redacteuren ons willen doen gelooven. 't Zijn alleen de
beide redacteuren die, om nog steeds onbegrijpelijke redenen,
den koers wendden naar averechtschen kant.
Daargelaten hun bekwaamheid, werkzaamheid en tal van andere
goede eigenschappen meer, zij zijn niet meer op hun plaats, omdat
zij niet vertegenwoordigen de gevoelens van t meerendeel der
leden. Tegen iederen prijs moet de bloei onzer Vereeniging worden
bevorderd en daarom zullen de beide zwenkende redacteuren
moeten wijken.
Zij misbruiken het tijdschrift, om propaganda te maken voor
hunne nieuwe en vreemdsoortige opwellingen en zij lokken een
strijd uit, die onze geheele zaak in gevaar brengt.
Waar de heftigste dier twee redacteuren er niet tegen opziet
•227